Eerder plaatsen wij op onze website het vonnis Rechtbank Den Haag 24-08/22 inzake Voorschoten (ECLI:NL:RBDHA:2022:8830), inzake:
1.
Complex: uitgaande van groter complex (niet-rendabele) en niet het kleinere (dat onderdeel is van het grotere en dat wel rendabel is), op basis van de bekende afweging: functionele, geografische, financiële samenhang; alsmede gewogen ruimtelijke-planologische en uitvoeringstechnisch-temporele samenhang.
2.
“Vereenzelviging” (soort van):
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de deskundigen om één integrale schadeloosstelling toe te kennen aan [gedaagde] ter verdeling onder de betrokken (rechts)personen en maakt dit standpunt tot het hare. Er moet een schadeloosstelling worden bepaald voor de gevolgen van de onteigening. De deskundigen hebben gemotiveerd onderbouwd dat het gelet op de verbanden tussen de verschillende betrokken (rechts)personen niet doenlijk is per (recht)persoon te bepalen wie welke schade lijdt.
De uitkomst van beoordeling cassatie beroep is dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
HR 22-12/23 inzake Voorschoten (ECLI:NL:HR:2023:1795)
Noot: lezenswaardig is ook hier de conclusie A-G (ECLI:NL:PHR:2023:1171)
De opvatting die de steller van het middel poogt ingang te doen vinden, komt erop neer dat voor de kwalificatie als ‘complex’ de inhoud van het exploitatieplan bepalend is, namelijk de vraag of volgens dat plan een (volledige) omslag van lasten en baten zal (kunnen) plaatsvinden. Dat het zo niet werkt, blijkt zeer duidelijk uit art. 40d Ow. De rechtbank en deskundigen hebben dus de betekenis van de inhoud van het toepasselijke exploitatieplan in het geheel niet miskend, maar (anders dan [eiser] uitkomt) hebben zij ook op andere factoren gelet, namelijk het niettemin bestaande financiële verband met een opwaardering van de gehele [complex 1] in relatie tot de functies, en dit heeft zwaarder gewogen. Een zodanige weging behoort typisch tot het domein van de rechter die over de feiten oordeelt. Anders dan de steller van het middel schijnt te menen, behoeven de grenzen van een complex niet samen te vallen met de grenzen van het toepasselijke exploitatieplan respectievelijk met het gebied waarin een (volledige) omslag van baten en lasten plaatsvindt.
Noot 2: voor relatie complex en exploitatieplan zie mede ABRS Haarlemmermeer/Kennemerland (ECLI:NL:RVS:2023:1639)en vonnis rechtbank Gelderland ziekenhuis Doetinchem 20-07/22 (ECLI:NL:RBGEL:2022:5274)