Naast de A2 is een strook grond ter onteigening aangewezen. Aansluitend aan die ter onteigening aangewezen strook grond is een bestemmingsplan nieuw bedrijventerrein planologisch nagenoeg afgerond. De eigenaar van de onteigende grond heeft zijn gronden in dat bedrijventerrein aan een projectontwikkelaar verkocht, voorafgaande aan de (peildatum voor) de onteigening. De ter onteigening aangewezen strook grond is begrijpelijkerwijs niet meegenomen in het bestemmingsplan nieuw bedrijventerrein.
De voorafgaande bestemming van de ter onteigening aangewezen strook grond was agrarisch. Op die strook liggen beperkingen op de voet van de Barro.
Er is geen verschil van menig dat het Tracé Besluit voor de taxatie geëlimineerd moet worden.
Rechtbankdeskundigen: uitgaande van eliminatie zou de onteigende strook mede begrepen zijn in het bestemmingsplan nieuw bedrijventerrein. Met als hoogste waarde een gecombineerde (ver)koop van het onteigende samen met gronden nieuw bedrijventerrein. Maar de strook zou wel een mindere waarde hebben dan de (overige) gronden nieuw bedrijventerrein, om twee redenen: beperkingen Barro en er moet nog een separatie bestemmingsplanwijziging geïnitieerd worden.
Rechtbank Limburg volgt deskundigen hierin niet: de verkoop van zijn gronden in het toekomstige bedrijventerrein door de eigenaar van de onteigende strook grond hoeft niet te worden weggedacht, waardoor de onteigende niet meer zijn voormalige gehele perceel te koop kon aanbieden. Aldus waardeert de rechtbank de onteigende strook, mede gelet op de smalle vorm als een incourant stuk landbouwgrond.
Rechtbank Limburg 27-12/23 (- nog – niet gepubliceerd) inzake onteigening A2.
Noot: René van Hoogmoed weet als rechtbankdeskundige dat over deze onteigening twee keer pleidooi geweest is. Verschil in benadering lijkt in ieder geval te zijn dat de rechtbank overweegt dat de onteigende zijn strook onteigende grond niet in combinatie met zijn aan de projectontwikkelaar verkochte gronden te koop kon aanbieden, daar waar rechtbankdeskundigen veronderstelden dat die projectontwikkelaar en de onteigende, in hun streven naar opbrengst-maximalisatie (vergelijk HR 04-06-1986 inzake Schoonebeek/Pieper), gezamenlijk het geheel te koop zouden aanbieden.