Grex: kosten grondverwerving voor buiten het exploitatieplangebied gelegen bovenwijkse voorziening
ABRS 16-03/18 inzak Barneveld – Harselaar-Driehoek (ECLI:NL:RVS:2018:903)
In een zeer uitvoerige uitspraak over een buiten het exploitatiegebied gelegen bovenwijkse weg komt aan de orde of de grondkosten bepaald worden door de historische kostprijs of door taxatie (inbrengwaarde). De Afdeling komt tot het oordeel de taxatiebenadering de basis moet zijn, met inachtneming van de artt. 40b – 40f Onteigeningswet met als “vertaling”: dat bij het vaststellen van deze inbrengwaarde moet worden uitgegaan van de zogeheten verkeerswaarde van de gronden op de peildatum en niet van de historische kostprijs.
Noot: taxatie van de inbrengwaarde van de ondergrond van de weg was gedaan naar de complexprijs art. 40d OW, dus en ruwe bouwgrondprijs, daar waar appellant betoogde dat er geen sprake was van eenzelfde complex voor de weg en het (daardoor ontsloten) bedrijventerrein; dit met een beroep op HR 22-02/02 inzake Noord-Holland/van Staveren; met noot mr. J.G. de Vries Robbé in BR 2002 blad 805. In deze zaak is nog een onteigeningsprocedure aanhangig, waar René van Hoogmoed als rechtbankdeskundige bij betrokken is.