In dit verband acht de rechtbank nog van belang dat inzichten van een taxateur in een geval als dit zijn gebaseerd op kennis en ervaring en een nadere toelichting op deze inzichten niet in alle gevallen kan worden verlangd. De rechtbank verwijst hiertoe naar een uitspraak van de Afdeling van 2 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU3114). In zoverre kan een verschil van dit soort inzichten bij verschillende taxateurs leiden tot een verdedigbare afwijkende taxatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verschil tussen de in het kader van de planschade en de in het kader van de WOZ vastgestelde waardebepalingen daarom voldoende gemotiveerd.
Rechtbank Den Haag 21-04/16 inzake Minister E.Z. (ECLI:NL:RBDHA:2016:4775).
Noot: Idem ABRS 18-05/16 inzake Maasdriel (ECLI:NL:RVS:2016:1338): Volgens vaste rechtspraak (onder meer de uitspraak van 26 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:56) mag een bestuursorgaan, indien uit een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.
Noot 2: bij taxaties van met name waardeverminderingen blijkt dat taxateurs daarover nogal eens van mening verschillen. Dat is zo bij taxaties tegemoetkoming planschade, maar ook bij art. 41 Onteigeningswet en schade taxaties aardbevingen Groningen.
Noot 3: zie ook voor WOZ-zaak: Rechtbank Oost-Brabant 10-05/16 inzake Best (ECLI:NL:RBOBR:2016:2353):
“De heffingsambtenaar van de gemeente Best heeft de door hem verdedigde waarde niet aannemelijk gemaakt. Eiser slaagt daar ook niet in. De rechtbank stelt in goede justitie de waarde schattenderwijs vast.”