Nadeelcompensatie: college B&W moet acht slaan op de rechtmatigheid van de uitgave van financiële middelen.
In een eerste zaak is 50% ex aequo et bono toerekening van omzetschade aan de route-herinrichting. Daarna volgden vele nieuwe verzoeken om schadevergoeding en daarom heeft gemeente nader advies ingewonnen, met als conclusie dat (slechts) 10% omzetschade is toe te rekenen aan route-herinrichting. Na aftrek NMR is er alsdan geen te vergoeden schade meer.
Aanvrager betoogt dat het college niet voldoende zorgvuldig is geweest en in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Na het besluit in de (eerdere) zaak Tios had overeenkomstig het advies van SAOZ haar nadeel gecompenseerd moeten worden. Voor een contra-expertise door Steenhuijs was geen aanleiding.
De rechtbank overweegt dat voldoende is toegelicht dat het college al bij het besluit in de zaak Tios twijfelde over de juistheid van enkele onderdelen van het advies van SAOZ. In het bijzonder die ten aanzien van de 50% ex aequo et bono toerekening van omzetschade aan de route-herinrichting. In de zaak Tios heeft het college zijn standpunt in een zienswijze kenbaar gemaakt aan het SAOZ. Dit was voor het SAOZ geen aanleiding het advies te wijzigen. Het college heeft zich in de zaak Tios hierbij neergelegd omdat een contra-expertise onderzoek tot extra vertraging in de besluitvorming zou leiden en er toen slechts twee aanvragen voorlagen. Toen na het besluit in de zaak Tios een veelvoud aan nieuwe aanvragen werd ingediend heeft het college alsnog een contra-expertise laten verrichten op de SAOZ-adviezen. Deze gang van zaken is niet onrechtmatig omdat het college zo veel als mogelijk acht moet slaan op de rechtmatigheid van de uitgave van financiële middelen. Het gelijkheidsbeginsel strekt niet zo ver dat het college een eerder gemaakte fout moet herhalen. Bovendien is een verschil tussen de zaak van Le Bateau en die van Tios, dat van extra vertraging in de besluitvorming geen sprake was. Dit is voldoende rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid en het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling. Het beroep van Le Bateau op de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 20183 slaagt niet omdat toen het bestuursorgaan bij dezelfde schadeoorzaak niet consistent handelde door een andere hoogte van het normale maatschappelijk risico te hanteren vanwege het tijdstip waarop de aanvraag om schadevergoeding voor planschade was ingediend, terwijl in dit geval het onderscheid ziet op gerede twijfel over toerekenbaarheid van het nadeel aan de route-herinrichting.
Rechtbank Den Haag 06-07/23 inzake gemeente den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2023:10066 e.a.)
Noot: na eerdere schade toekenning aan Tios heeft gemeente zich, nadat toen meerdere nieuwe verzoeken om schadevergoeding ingediend werden, beraden. Dit leidde tot een andere weging dan in de eerdere zaak, hetgeen de rechtbank accordeert.