Kennemerland Beheer en Lake Property voeren meerdere beroepsgronden aan tegen het bestemmingsplan en het exploitatieplan. Wat betreft de inhoud van het bestemmingsplan wensen zij meer bouwmogelijkheden. Voorts betogen zij dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan onvoldoende vaststaat in verband met het negatieve exploitatieresultaat. Verder is volgens hen in het exploitatieplan uitgegaan van te lage inbrengwaarden en te lage opbrengsten. Ook achten zij de berekening van de exploitatiebijdrage onvoldoende inzichtelijk.
Tussenuitspraak; bestuurlijke lus: ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Bij uitspraak van de Afdeling van 2 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1163, heeft de Afdeling het besluit van 4 juli 2013 vernietigd voor zover is besloten geen exploitatieplan vast te stellen
Financiele betekenis exploitatieplan
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1740, dient het van de exploitatieopzet van een exploitatieplan deel uitmakende saldo van de kosten en de opbrengsten ertoe om het maximaal te verhalen bedrag aan kosten te bepalen als bedoeld in artikel 6.16 van de Wro. Voor het overige biedt dit saldo in beginsel geen inzicht in de financiële gevolgen van de exploitatie. Zo zijn de kosten en de opbrengsten gebaseerd op een rekenkundig model dat er onder meer van uitgaat dat de gemeente alle gronden tegen de geraamde inbrengwaarde ervan verwerft. Voorts worden gemeentelijke bijdragen en subsidies ingevolge artikel 6.2.7 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) niet bij dit saldo betrokken.
Gelet op het vorenstaande is een negatief saldo van de kosten en de opbrengsten in de exploitatieopzet van een exploitatieplan op zichzelf nog geen reden om aan de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te twijfelen. Voorts staat in de plantoelichting dat de gemeente de ontwikkeling van de gronden zelf ter hand zal nemen. Daarom ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding om aan de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te twijfelen. Daarbij wijst de Afdeling er tot slot ook op dat het Besluit begroting en verantwoording niet van toepassing is op een exploitatieplan. Het betoog faalt.
Complex afbakening
Inbrengwaarde heeft sterke relatie met complex afbakening art. 40 d Ow en Afdeling oordeelt dat de raad terecht lucratieve ontwikkelingen elders niet tot het complex rekent.
Taxatie inbrengwaarde
Tegen de achtergrond van de aanzienlijk hogere waarde van transactie A (die in taxatierapport inbrengwaarde buiten beschouwing gelaten is) is niet komen vast te staan dat de gronden met de daarbij vereiste zorgvuldigheid zijn getaxeerd.
14.3. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich niet in redelijkheid op het taxatierapport kunnen baseren, zodat de inbrengwaarden van de gronden uit het exploitatieplan niet met de vereiste zorgvuldigheid zijn geraamd. Het betoog slaagt.
Conclusie: De betogen van Kennemerland Beheer tegen het exploitatieplan slagen gedeeltelijk. De Afdeling past op deze punten de zogenoemde bestuurlijke lus toe.
Het bestemmingsplan haalt wel de eindstreep.
ABRS 20-05/20 inzake Haarlemmermeer (ECLI:NL:RVS:2020:1263)
Noot:
- eerst komt aan de orde het belanghebbende begrip; zie daarvoor de uitspraak zelve.
- de Afdeling relativeert de financiële betekenis van een exploitatieplan.
- qua complexafbakening wordt overwogen dat door verplaatsen sportvoorzieningen naar onderhavige plan locatie er elders gronden vrijkomen voor woningbouw. Dat doet denken aan onteigeningscasus Welschap: gemeente onteigent gronden voor aanleg nieuwe vliegveld, daar waar op oude vliegveld woningbouw gerealiseerd wordt; HR 20-12/00 inzake Eindhoven (ECLI:NL:HR:2000:AA9970)
- hertaxatie is vereist. De Afdeling oordeelt, gelet op de gefundeerde kritiek van de belanghebbende, dat de taxatie niet voldoende zorgvuldig gedaan is.