Exploitatieplan: kosten – causaliteit

Tussen partijen is niet in geschil dat een deel van de uitgevoerde werken en werkzaamheden, waarvoor in de exploitatieopzet een bedrag van € 9.158.407,00 is opgenomen, eerder dan vier jaar voorafgaand aan de vaststelling van het exploitatieplan is uitgevoerd. De Afdeling ziet in het bepaalde in artikel 6.13 van de Wro geen aanleiding voor het oordeel dat de kosten die zijn verbonden aan de reeds uitgevoerde werken en werkzaamheden, reeds gelet op de tijdspanne tussen het moment van uitvoering ervan en het moment van vaststellen van het exploitatieplan, niet in de exploitatieopzet van het exploitatieplan zouden mogen worden opgenomen.

De Afdeling is echter wel van oordeel dat de in de exploitatieopzet opgenomen kosten, verbonden aan de reeds uitgevoerde werken en werkzaamheden, in strijd met artikel 3:46 van de Awb onvoldoende zijn gespecificeerd. Onvoldoende inzicht wordt geboden in de opbouw van deze kosten. Met het oog op het voorzien in adequate rechtsbescherming had dat wel gemoeten. Het verschaffen van voldoende inzicht dienaangaande klemt des te meer omdat het in dit geval gaat om reeds gerealiseerde kosten van uitgevoerde werken en werkzaamheden welke kosten bovendien omvangrijk zijn.

Als gevolg van deze onvoldoende specificatie is ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat alle terzake in de exploitatieopzet opgenomen kosten in de daarin ook opgenomen omvang kunnen worden toegerekend aan het thans voorliggende exploitatieplan.

Hierbij betrekt de Afdeling onder meer het volgende:

Vóór het thans voorliggende plan was reeds de ontwikkeling van een ander soort bedrijventerrein voorzien. Niet duidelijk is of, en zo ja, welke kosten – en in welke omvang – van ook ten behoeve van dat andersoortige bedrijventerrein uitgevoerde werken en werkzaamheden in de exploitatieopzet van het voorliggende exploitatieplan zijn opgenomen, of de betreffende werken en werkzaamheden ook zouden zijn uitgevoerd indien niet in dat andersoortige bedrijventerrein zou zijn voorzien en of deze kosten niet geheel of gedeeltelijk hadden moeten worden verhaald op – indien daarvan sprake is – reeds in exploitatie genomen gronden, behorende tot dat andersoortige bedrijventerrein.

ABRS 26-04/17 inzake Midden-Delfland (ECLI:NL:RVS:2017:1155).