Exploitatieplan Centrum Den Hoorn 2020

Exploitatieplan werd eerder vernietigd; bestemmingsplan toen wel in stand gebleven (maar tijdelijk geschorst). Een hoeveelheid aan aspecten.

Procesbelang
Belanghebbendheid (geen eigenaar, geen financieel belang bij het exploitatieplan), relativiteisvereiste (eigenaar kan geconfronteerd worden met kostenverhaal).

Invulling taxatie
De Afdeling overweegt dat in de door de raad genoemde uitspraak (Afdeling van 5 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:376, niet uitgegaan moet worden van de maximale planologische mogelijkheden, maar van een representatieve invulling) het volgende is overwogen: “De wet stelt niet als vereiste dat bij het opstellen van het exploitatieplan en de taxatie die daar deel van uitmaakt van de maximale planologische invulling moet worden uitgegaan […].”

Sloopkosten
In het taxatierapport waarop de inbrengwaarde van de gronden zijn gebaseerd, staat over de sloopkosten dat die niet zijn meegenomen in het taxatierapport, omdat de kosten van de sloop van de voorheen aanwezige bebouwing al zijn opgenomen in de kostenbegroting in het exploitatieplan. In het taxatierapport is ervan uitgegaan dat op de peildatum geen bebouwing meer aanwezig is.

Gelet op het voorgaande zijn de sloopkosten niet meegenomen bij de raming van de inbrengwaarden, maar zijn deze als afzonderlijke kosten opgenomen in de exploitatieopzet. Dit is naar het oordeel van de Afdeling niet in overeenstemming met de artikelen 6.13, eerste lid, onder c, ten eerste en ten tweede, van de Wro en 6.2.3 en 6.2.4 van het Bro. De ramingen van de kosten van sloop van opstallen zijn namelijk in artikel 6.2.3, aanhef en onder d, van het Bro expliciet genoemd als kosten die behoren tot de inbrengwaarde van de gronden. Dat is ongeacht of de gebruikswaarde of de complexwaarde van de betrokken gronden de hoogste waarde vertegenwoordigt. Dus ook nu de raad in dit geval van de complexwaarde is uitgegaan, moeten de sloopkosten worden meegenomen bij de raming van de inbrengwaarde. Blijkens de aanhef van artikel 6.2.3 behoeven bedoelde sloopkosten niet te worden meegenomen bij de raming van de inbrengwaarde van de gronden voor zover ze redelijkerwijs daaraan niet zijn toe te rekenen. De raad heeft echter niet deugdelijk gemotiveerd waarom de sloopkosten, met uitzondering van de sloopkosten van de meelfabriek, redelijkerwijs niet toerekenbaar zijn aan de inbrengwaarden. In zoverre is het exploitatieplan vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Awb.

Het betoog slaagt in zoverre.

Begrenzing exploitatiegebied
De Afdeling overweegt dat de raad het exploitatiegebied zo moet begrenzen dat ruimtelijk of functioneel een duidelijke samenhang tussen de delen van het exploitatiegebied bestaat. Hier is het exploitatiegebied gelijk aan het plangebied van het bestemmingsplan. Op de zitting is besproken dat het Plus en anderen gaat om de gronden in de zuidoostelijke driehoek van het exploitatiegebied waaraan de bestemming “Verkeer” is toegekend. De raad heeft over die gronden naar voren gebracht dat daar herinrichtingswerkzaamheden zullen plaatsvinden, zoals de realisering van een fietsenstalling en een stoep en het planten van bomen. Dit acht de Afdeling niet onaannemelijk, gelet op de bij het exploitatieplan behorende kaart van het inrichtingsplan Centrumplan Den Hoorn, die als bijlage 3 bij het exploitatieplan is gevoegd. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling de betreffende gronden dan ook mogen betrekken in het exploitatiegebied.

Parkeerplaatsen
Anders dan de raad is de Afdeling dan ook van oordeel dat in het tweede deel van artikel 6.2.4, onder e, van het Bro geen beletsel is gelegen om de kosten van de op gronden buiten het exploitatiegebied aan te leggen parkeerplaatsen, die dienen ter compensatie van het verloren gaan van de in het exploitatiegebied gelegen parkeerplaatsen, op de voet van artikel 6.2.4, aanhef onder e, van het Bro als verhaalbare kosten aan te merken. Vervolgens is de vraag in hoeverre de kosten van de parkeerplaatsen buiten het exploitatiegebied ook ten laste kunnen worden gebracht van het exploitatieplan. Daarvoor gelden de toetsingscriteria profijt, toerekenbaarheid en evenredigheid in artikel 6.13, zesde lid, van de Wro. Het exploitatiegebied profiteert van de buiten het exploitatiegebied aan te leggen parkeerplaatsen, want zonder die aanleg konden de ontwikkelingen binnen het exploitatiegebied niet worden gerealiseerd.

Opbrengsten
De raad heeft  grondprijzen (bouwrijpe grond) weergegeven in de exploitatieopzet. Maar niet duidelijk is hoe deze grondprijzen tot stand zijn gekomen, zodat niet kan worden beoordeeld of de opbrengsten zijn geraamd met de vereiste zorgvuldigheid. Omdat dit niet inzichtelijk is gemaakt, is het exploitatieplan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog slaagt.

Onafhankelijkheid taxateurs
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de door de raad genoemde uitspraak van 14 augustus 2019, moet aan de in een exploitatieplan opgenomen raming van inbrengwaarden in beginsel een door een onafhankelijke deskundige uitgevoerde taxatie ten grondslag liggen. In de enkele door Plus en anderen genoemde omstandigheden dat de taxateurs ook het in de eerdere procedure aan de orde zijnde taxatierapport hebben opgesteld en dat er, zoals op de zitting is toegelicht, overleg heeft plaatsgevonden om de taxateurs in staat te stellen een taxatierapport op te stellen, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de taxateurs. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad daarom in beginsel van het door genoemde taxateurs opgestelde taxatierapport uitgaan.

Dit is anders voor zover Plus en anderen aannemelijk maken dat het taxatierapport naar inhoud of wijze van totstandkoming zulke gebreken vertoont dat het niet aan de raming van de inbrengwaarden ten grondslag had mogen worden gelegd (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1740). Of zij dit aannemelijk hebben gemaakt, komt hierna aan de orde bij de afzonderlijk te bespreken beroepsgronden over het taxatierapport.

Niet onteigeningsschadeloosstelling
Op het moment van de vaststelling van het bestreden besluit was niet aannemelijk dat tot onteigening van de gronden van Plus en anderen zou moeten worden overgegaan. Plus en anderen hielden namelijk de mogelijkheid van zelfrealisatie open. Gelet daarop is in het taxatierapport terecht niet uitgegaan van schadeloosstelling ingevolge de onteigeningswet.

Taxatie aspecten
In het taxatierapport is weliswaar melding gemaakt van de erfdienstbaarheden, maar is niet gemotiveerd ingegaan of deze moeten worden opgeheven, wat de daaraan verbonden kosten zijn en of die kosten redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan de inbrengwaarden van de gronden. De stelling van de raad dat er geen sprake is van een zelfstandige waarde van de erfdienstbaarheden en de erfdienstbaarheden geen hogere waarde dan de vastgestelde complexwaarde vertegenwoordigen, is niet nader gemotiveerd en neemt dat gebrek niet weg. Gelet hierop is het taxatierapport in zoverre gebrekkig en zijn de inbrengwaarden van de gronden in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid geraamd.

Het betoog slaagt.

Staatssteun
Zoals uit deze uitspraak blijkt is de Afdeling van oordeel dat het exploitatieplan met gebreken is behept. De Afdeling geeft de raad hierna in deze uitspraak opdracht om die gebreken te herstellen. Die gebreken zijn van invloed op de kosten, die met het exploitatieplan kunnen worden verhaald, en aldus op zich ook op de uit hoofde van het exploitatieplan verschuldigde exploitatiebijdragen en – in samenhang daarmee – ook op de kosten die de gemeente in verband met de in artikel 6.16 van de Wro neergelegde macro-aftopping voor zijn rekening neemt. De Afdeling is van oordeel dat eerst die gebreken dienen te worden hersteld en zal pas in de einduitspraak ingaan op deze beroepsgrond, zonder daarbij vooruit te lopen op de vraag of een strijdigheid met de Europese regels inzake staatsteun de rechtmatigheid van een exploitatieplan zou kunnen aantasten.

ABRS 10-08/22 inzake Midden-Delfland, Centrum Den Hoorn 2020 (ECLI:NL:RVS:2022:2301)