In het advies van Langhout van 29 januari 2015 heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het door het college aan het besluit van 30 juni 2014 ten grondslag gelegde advies van de commissie onzorgvuldig tot stand is gekomen of daaraan anderszins gebreken kleven. Allereerst behoefde het college in het advies van Langhout geen aanleiding te zien voor twijfel over de conclusie van de commissie dat geen extra verkeersbewegingen ontstaan. Het Zandvoortspad is een openbare weg. De toename van verkeersbewegingen vanuit een enkele woning zal minimaal zijn en opgaan in de bestaande verkeersstroom.
Voorts hoefde het college op grond van het advies van Langhout niet te twijfelen aan de conclusie van de commissie dat door het toestaan van een woning op het perceel [locatie 2] geen grotere lichthinder zal ontstaan. Onder het oude planologische regime was een ontsluiting via de tuin van de woning aan de [locatie 2] op het Zandvoortspad toegestaan. Overlast van inschijnende koplampen was dus reeds onder het oude bestemmingsplan mogelijk. Verder zal slechts een minimale toename van lichthinder vanuit de woning mogelijk zijn. Voorts is niet gebleken dat de commissie van verkeerde afstanden van de woning aan het [locatie 3] tot de woningen aan De Wheeme 8 en de [locatie 1] is uitgegaan.
Blijkens het advies heeft de commissie de situatie ter plaatse opgenomen en de bevindingen in de beschrijving van de feitelijke situatie in het advies opgenomen. Over de toename van geluidhinder en een verslechtering van de situeringswaarde heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt kon stellen dat het verschil tussen beide taxaties berust op een verschil van inzicht van de betrokken adviseurs en dit verschil binnen een redelijke bandbreedte ligt. Hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd leidt derhalve niet tot de conclusie dat het advies van de commissie onvoldoende is gemotiveerd.
ABRS 23-12/15 inzake Rijssen-Holten (ECLI:NL:RVS:2015:3958).
Noot: de schadebeoordelingscommissie, waartoe behoorde ing. R.B.M. (René) Vehof constateerde een waardevermindering kleiner dan 2%. Verkeerstoename minimaal, evenals toename lichtinval. Weging toename geluidhinder en verslechterde situeringswaarde door commissie niet onredelijk gewogen.