De minister dient bij de oplegging van een gedoogplicht als bedoeld in artikel 1 van de BP naast de beoordeling of de belangen van rechthebbenden onteigening niet vorderen tevens te beoordelen of in het gebruik van de zaken niet meer belemmering voor de rechthebbenden wordt gebracht dan redelijkerwijs noodzakelijk is voor de aanleg en de instandhouding van het werk. Niet in geschil is dat de belangen van [appellant] onteigening niet vorderen.
5.2. Het betoog van [appellant] dat artikel 1 van de BP geen grondslag biedt voor het opleggen van een verplichting aan een rechthebbende van een onroerende zaak tot het gedogen van het gebruik van die onroerende zaak voor de aanleg van een openbaar werk als bedoeld artikel 1 van de BP elders, volgt de Afdeling echter niet. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de BP geen aanknopingspunten biedt voor een dergelijke uitleg en dat de aanleg van een openbaar werk als bedoeld in artikel 1 van de BP veelal redelijkerwijs noodzaakt tot een tijdelijke beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden. Het betoog faalt.
ABRS 30-12/15 inzake Minister I&M- plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de Randstad 380 kV-hoogspanningsverbinding Beverwijk-Vijfhuizen in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude.
ABRS 30-12/15 inzake Ministerie I&M (ECLI:NL:RVS:2015:4037).