ABRS 22-01/14 inzake minister I en M (RVS:2014:129) inzake aardgastransportleiding tracé A-803, in de gemeenten Haarlemmermeer en Velsen:
- art. 1 Belemmeringenwet Privaatrecht (BP): onteigening redelijkerwijs niet aan de orde, dus BP
- noodzaak: is een gegeven vanuit de planologische procedure (Rijksinpassingsplan) en wordt in de onderhavige procedure niet wederom getoetst.
- proportionaliteit: In het besluit van 5 februari 2013 staat dat [appellant] een plicht wordt opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de aardgastransportleiding, met bijkomende werken. Hoewel [appellant] terecht betoogt dat dit besluit niet met zoveel woorden vermeldt dat hij ook toegang tot de aardgastransportleiding moet verlenen, kan dit betoog niet slagen. Zoals de minister terecht betoogt, volgt uit artikel 12 van de BP dat [appellant] toegang tot zijn percelen dient te verlenen. Zoals de minister voorts terecht naar voren brengt, volgt uit dit artikel verder dat de toegang niet uitsluitend ziet op de gronden waar de aardgastransportleiding is gelegen, maar op de gehele percelen binnen de in dat artikel gestelde grenzen. Tevens rust op Gasunie de verplichting de aardgastransportleiding op een zodanige wijze aan te leggen en in stand te houden dat het gebruik van de onroerende zaken niet meer wordt belemmerd dan redelijkerwijs nodig is.
- onderhandelingen: de minister behoeft de hoogte van de aangeboden vergoeding niet te toetsen. Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de BP dient de minister zich ervan te vergewissen dat een serieuze en redelijke poging is ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen. In dit kader dient hij te onderzoeken of de voorstellen tot vergoeding niet op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden aangemerkt.
- waardevermindering: Ingevolge artikel 14 van de BP is de burgerlijke rechter bevoegd ten aanzien van geschillen over de vergoeding van dergelijke schade. Gasunie heeft toegelicht dat zodra [appellant] dergelijke schade kan aantonen, deze zal worden vergoed.
- eenmalige vergoeding contra periodieke vergoeding: Gasunie wil geen periodieke vergoeding toekennen omdat zij van mening is dat geen sprake is van periodiek terugkerende schade vanwege de aanwezigheid van de gasleiding in de grond onder de percelen. De minister heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat op voorhand niet vast staat dat sprake zal zijn van jaarlijks terugkerende schade. Dit laat onverlet dat op Gasunie de wettelijke verplichting rust eventuele schade te vergoeden. Ingevolge artikel 14 van de BP kan [appellant] zich ten aanzien van geschillen omtrent de vergoeding van dergelijke schade tot de burgerlijke rechter wenden.
Noot: belangwekkende uitspraak vanwege de overweging dat er niet op voorhand recht bestaat op een jaarlijkse vergoeding, zoals door veel grondeigenaren bepleit. De Afdeling oordeelt dat de Minister niet per se op voorhand hoeft uit te gaan van een jaarlijkse vergoeding in plaats van een eenmalige vergoeding. De burgerlijke rechter heeft het laatste woord. Indien de parallel getrokken wordt met de Onteigeningswet, dan geldt een eenmalige vergoeding van de werkelijke waarde (c.q. waardevermindering) per peildatum en zijn er geen toekomstige aanspraken op schadevergoeding, natuurlijk ook al omdat de eigendom dan van de voormalige eigenaar ontnomen is.