Het perceel van grondeigenaar (appellant) ligt aan de Kromme Spieringweg te Vijfhuizen en wordt door [appellant] gebruikt voor een boomkwekerij. Het tracé van de kabel loopt door dit perceel en de kabel zal daar door middel van gestuurde boring worden gelegd. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan, omdat dit volgens hem enkele onnodige beperkingen voor zijn agrarische activiteiten en zijn bouwmogelijkheden met zich brengt.
Voorrangsregeling
[appellant] kan zich niet verenigen met artikel 7.1 van de planregels, waarin een voorrangsregeling is opgenomen. Het valt volgens hem niet in te zien op welke manier hij kan voorkomen dat hij zijn gronden gebruikt in strijd met de voorrangsbepalling. Verder voert hij aan dat de juridische betekenis van de voorrangsbepaling ook niet uit de planregels blijkt. Een planologisch belang wordt verder ook niet gediend met de regeling, aangezien de kabel op 45 m diepte wordt aangelegd.De raad stelt dat de dubbelbestemming geen afbreuk doet aan de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen, zoals in dit geval de agrarische. Het is echter niet uitgesloten dat zich situaties voordoen waar de belangen die de geldende bestemming enerzijds en de dubbelbestemming anderzijds dienen, met elkaar in strijd zijn. Voor die situaties is de regeling opgenomen. Het belang van de dubbelbestemming gaat dan voor. De raad wijst er op dat de dubbelbestemming voor het hele tracé als een uniforme generieke regeling geldt.
De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de voorrangsregeling geen planologisch belang dient. De raad heeft toegelicht dat over het hele tracé de leiding soms net onder het maaiveld en soms op grotere diepte geboord wordt aangelegd
[appellant] kan zich niet verenigen met artikel 7.4, onder b, van de planregels. Op grond van die bepaling wordt tot strijdig gebruik gerekend het hebben van beplantingen die door hun hoogte de goede werking van de ondergrondse hoogspanningsleiding in gevaar kunnen brengen. Volgens [appellant] is niet in te zien waarom de hoogte van beplantingen de werking van de ondergrondse kabel in gevaar kan brengen. ABRS Hoogte voor beplanting ten opzichte van een ondergrondse leiding is een onzorgvuldige (onnodige) bepaling. Enkel op dit onderdeel is het beroep gegrond. Voor het overige blijft het vastgestelde bestemmingsplan in stand.ABRS 20-09/23 Haarlemmermeer (ECLI:NL:RVS:2023:3554)
Noot: grondeigenaren die zich verzetten tegen de aanleg van kabels dan wel het planologisch bestemmen van zulke kabels hebben meestal weinig succes.