Gedoogplicht ex 5.24 Waterwet

Voor het aanbrengen van een damwand met groutankers. De gedoogplicht is vijf jaar na uitvoering van de werkzaamheden opgelegd. Oplegging van een gedoogplicht na aanvang of na afloop van de werkzaamheden in verband met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk is niet in strijd met artikel 5.24, eerste lid, van de Waterwet of met het systeem van deze wet.

In dit geval is oplegging van een gedoogplicht vijf jaar na uitvoering van de werkzaamheden in strijd met de zorgvuldigheid. Verweerder heeft aanvankelijk aangenomen dat eiseres toestemming had gegeven voor de plaatsing van een damwand met groutankers op haar perceel, maar hij kon daar op grond van de gevoerde gesprekken niet van uitgaan. Vernietiging met instandlating van de rechtsgevolgen, omdat anders voor eiseres een verslechtering van haar situatie dreigt.

De rechtbank doet dit, omdat voor eiseres een verslechtering van haar situatie dreigt wanneer het primaire besluit en het bestreden besluit hun werking zouden verliezen. Zoals ter zitting is gebleken, wil verweerder in dat geval namelijk overgaan tot onteigening van het perceel van eiseres. Bovendien biedt het besluit tot oplegging van de gedoogplicht een grondslag voor de toekenning van een schadevergoeding op grond van artikel 7.14 van de Waterwet. Zonder deze grondslag kan eiseres zich alleen tot de civiele rechter wenden.

Rechtbank Rotterdam 04-10/22 inzake Schieland en Krimpenerwaard (ECLI:NL:RBROT:2022:8314)

Noot: het is de vraag hoe de conclusie getrokken is dat onteigening gelaedeerde in een slechter situatie brengt. Temeer nu de parlementaire geschiedenis van de Waterwet een volledige schadeloosstelling niet uitsluit, maar – afhankelijk van de zwaarte van de inbreuk op het eigendomsrecht – onder omstandigheden ook kan worden volstaan met een tegemoetkoming in de schade.