Slechts ingeval realisering van de maximale mogelijkheden met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten, kan aanleiding bestaan om van dit uitgangspunt af te wijken. Vergelijk de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, onder 2.1 en 2.3.
11.3. Het Uitbreidingsplan noch de bouwverordening stonden eraan in de weg dat op de tuingronden een gebouw kon worden gebouwd waarvan de zijgevels tot op de erfgrens met de buurpercelen werden gebouwd. Evenmin belemmerde het bepaalde in artikel 5:50, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek in dit geval de bouw van een gebouw tot op de erfgrenzen. Ingevolge deze bepaling is het niet toegestaan om zonder de toestemming van de eigenaar van het naburige erf binnen twee meter van de erfgrens vensters of andere muuropeningen te hebben. Op grond hiervan is niet uitgesloten dat een gebouw op de tuingronden tot op de erfgrens kon worden gebouwd. De zijmuren van het gebouw konden immers zonder vensters en andere muuropeningen worden gerealiseerd. Daarbij komt dat één van de buurpercelen eigendom van [appellant] is en hij zelf toestemming kan geven voor muuropeningen in de desbetreffende zijgevel. Verder is op het andere buurperceel al een gebouw tot op de erfgrens met de tuingronden gebouwd. De zijgevel langs die zijde heeft geen muuropeningen. Het voorgaande betekent dat een gebouw met een breedte van 11 tot 11,5 m niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is uitgesloten. Gelet op het voorgaande is de SAOZ ten onrechte uitgegaan van een maximaal mogelijk gebouw van 7 tot 7,5 m breed en een maximale bouwoppervlakte van ongeveer 110 m2. Nu in de oude planologische situatie een groter bouwoppervlakte van ongeveer 170 m2 mogelijk is, kan per bouwlaag meer dan één appartement worden gerealiseerd. Dit betekent dat het college het nader advies van de SAOZ niet aan het besluit van 28 mei 2019 ten grondslag heeft kunnen leggen.
ABRS 18-12/19 inzake Waalwijk (ECLI:NL:RVS:2019:4249)