Toegenomen concurrentie is geen oorzaak voor tegemoetkoming planschade
Toename van de concurrentie (door een nieuw gevestigd brandstofverkooppunt nabij dat van appellant) is geen rechtstreeks gevolg van de verleende vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO.
Concurrentieoverwegingen zijn ruimtelijk niet relevant en kunnen bij een ruimtelijke onderbouwing dus geen rol spelen.
Dat [appellant] schade lijdt in de vorm van omzetdaling kan een gevolg zijn van toegenomen concurrentie, maar dit betekent nog niet dat die schade, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade, aan de besluiten van 18 oktober 2005 en 28 maart 2006 kan worden toegerekend. Daarvoor is het verband te ver verwijderd. Van een toerekening zou wel sprake kunnen zijn, indien de planologische maatregel op zichzelf een directe omzetdaling zou veroorzaken, zoals bijvoorbeeld het geval is bij wegverleggingen. Dit doet zich hier echter niet voor.
ABRS 30-10/13 inzake Sittard-Geleen (RVS:2013:1727).
Noot: Geen nieuws onder de zon: zie ook ABRS 29-12/10 inzake Oirschot (LJN: BO9212): dat toegenomen concurrentie geen planschadevergoeding rechtvaardigt is inmiddels vaste jurisprudentie. Van een uitzondering op deze regel voor “de benzinemarkt” wil de Afdeling niet weten. De verwijzing naar ABRS 25-02/09 inzake Tynaarlo (LJN: BH3999) mocht appellanten aldaar niet baten omdat daar sprake was van een planologisch verankerde wijziging van infrastructuur.