Uit die vergelijking blijkt dat de planologische verandering ertoe heeft geleid dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw van 15 naar 9 m is gedaald, dat de maximale oppervlakte van de bijgebouwen met 175 m² is afgenomen, dat de onder het oude planologische regime nog bestaande gebruiksmogelijkheden voor het hoofdgebouw in de vorm van winkels, horecabedrijven, kantoren, garagebedrijven, kleine gebouwen en autoboxen zijn vervallen en dat de gebruiksmogelijkheden voor de bijgebouwen zijn gewijzigd van diensten en kantoorruimten naar aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten. De inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan betekent voor [appellant] dus een planologische verslechtering.
In het besluit van 17 februari 2015 is inzichtelijk gemaakt dat de onroerende zaak voor een redelijk denkend en handelend koper onder het oude planologische regime zijn hoogste waarde aan de huidige inrichting en het huidige gebruik ontleende en dat die waarde niet ten gevolge van de beperking van de gebruiksmogelijkheden van de onroerende zaak is aangetast. In dit verband is nog vermeld dat een koper voor het realiseren van de vervallen gebruiksmogelijkheden veel meer in de onroerende zaak diende te investeren dan rendabel was.
ABRS 2505/16 inzake Almelo (ECLI:NL:RVS:2016:1395).
Noot: zie anders ABRS 26-03/14 inzake Texel (ECLI:NL:RVS:2014:1037): Gelet op de omstandigheid dat [verzoeker] al in 1982 zijn makelaardij in het pand exploiteerde en hij dit tot 1995 heeft gedaan, kon van hem evenwel niet worden verwacht dat hij het pand voor andere doeleinden zou gebruiken of laten gebruiken.