ABRS: Dat de schade, in verhouding tot de waarde van het perceel, aanzienlijk is, betekent niet dat een deel van de schade niet op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wro voor rekening van [appellant] mag worden gelaten. In dit verband komt tevens betekenis toe aan het antwoord op de vraag of de planologische ontwikkeling in dit geval gedurende een ruime periode in de lijn der verwachtingen lag. Dit zijn verschillende aspecten die bij de beoordeling van het normale maatschappelijke risico worden betrokken en elkaar niet uitsluiten. Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2009.
In het advies is uiteengezet dat de planologische ontwikkeling, gezien de structuur van de omgeving, gedeeltelijk in de lijn der verwachtingen lag en dat het redelijk en billijk is om ter invulling van het normale maatschappelijke risico bij het vaststellen van de hoogte van een eventueel uit te betalen tegemoetkoming in planschade een korting van 10 procent van het schadebedrag toe te passen. Uit de door [appellant] aangehaalde uitspraak van 13 november 2013 valt niet af te leiden dat dat niet is toegestaan. [appellant] heeft voorts niet weersproken dat de planologische ontwikkeling voor een deel in de lijn der verwachtingen lag.
ABRS 04-05/16 inzake Bergen (ECLI:NL:RVS:2016:1200).
Noot: in casu zal 10% korting hoger uitvallen dan 2% van de waarde “voor de ramp”, nu dat immers het minimale normaal maatschappelijk risico is ex artikel 6.2, tweede lid Wro. Aan het eerste lid van dat artikel komt een zelfstandige weging toe, zie ABRS 15-05/13 inzake Leende-Heeze (ECLI:NL:RVS:2013:CA0152).