Eigenaar geeft in 2006 woning in agrarisch gebied in beheer. De beheerder sluit met de gebruiker zowel een Overeenkomst van Bruikleen als een Service overeenkomst. Op grond van de Serviceovereenkomst is een vergoeding van € 64,- per maand verschuldigd. In verband met verkoopplannen wenst de eigenaar in 2014 aan het gebruik als woning een einde te maken en wordt de overeenkomsten door de beheerder opgezegd. Volgens de gebruiker is sprake van huur van woonruimte en beroept zich op huurbescherming. Nadat met een koper overeenstemming is bereikt vorderen de eigenaar en de beheerder in kort geding ontruiming. Het hof bekrachtigt het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat geen sprake is van bruikleen, maar van huurovereenkomst woonruimte, dat de huurovereenkomst woonruimte naar zijn aard niet van korte duur is (art. 7:232 BW) en dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat de gebruiker zich op huurbescherming beroept. De vordering van de eigenaar en de beheerder wordt afgewezen.
Hof Arnhem-Leeuwarden 08-03/16 (ECLI:NL:GHARL:2016:1803).