NAM moet waardevermindering huizen Groningen vergoeden

Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland 02-09/15 inzake aardbevingen Groningen (ECLI:NL:RBNNE:2015:4185).

De rechtbank constateert dat het vaststellen van het effect van de aardbevingen door gaswinning op de waarde van woningen wordt bemoeilijkt door de aanwezigheid van andere factoren die de waarde van het onroerend goed in de betreffende regio drukken. Zo heeft de woningmarkt in heel Nederland te maken gehad met een aanzienlijke waardedaling als gevolg van de financiële crisis. Daarnaast is sprake van een landelijke trend waarin gebieden in de periferie van Nederland te maken hebben met krimp, hetgeen ook geldt voor een deel van het gebied waarin aardbevingen voorkomen.

Dit betekent dat verklaringen of conclusies uit onderzoeksrapporten met de nodige voorzichtigheid dienen te worden beschouwd, zeker daar waar zij niet op statistische gegevens zijn gebaseerd.

Desalniettemin blijkt uit de van de zijde van Stichting WAG en Woningcorporaties overgelegde taxatierapporten en de (mede daarin opgenomen) verklaringen van verschillende makelaars, dat zij bij de taxatie van woningen wel rekening houden met de omstandigheid dat een woning gelegen is in een gebied waar aardbevingen voorkomen. De rechtbank merkt wel op dat in genoemde onderzoeksrapportages een gemiddelde waardedaling als gevolg van aardbevingen wordt geconstateerd van enkele procenten en uit de tot dit moment overgelegde stukken niet blijkt dat de gemiddelde waardedaling (veel) groter is dan de in de onderzoeksrapportages geconstateerde percentages.

De rechtbank stelt voorop dat abstracte schadeberekening of abstracte schade geen wettelijk begrip is. De wijze waarop schade berekend dient te worden is neergelegd in artikel 6:97 BW. Op grond van dit artikel dient de rechter de schade te begroten op de wijze die het meest met de aard daarvan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.

Peildatum: De rechtbank .. zij van oordeel is dat begroting van de omvang van de schade door waardevermindering in dit geval kan plaatsvinden door ten tijde van het moment van taxatie na een desbetreffende vordering, de werkelijke waarde van het onroerend goed te vergelijken met de waarde zonder de aardbevingsproblematiek, rekening houdend met alle bestaande en toekomstige omstandigheden die aantoonbaar en duurzaam van invloed kunnen zijn op de schadebegroting. Onder de gegeven omstandigheden acht de rechtbank hantering van de taxatiedatum als uitgangspunt voor de waardering het meest in overeenstemming met de redelijkheid en de billijkheid, zodat op die grond een afwijking van het beginsel dat waardering plaatsvindt naar de datum waarop de waardevermindering is opgetreden, gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank herhaalt daarbij dat individuele belanghebbenden in beginsel niet een tweede keer schadevergoeding kunnen claimen

Noot: vergelijking met (tegemoetkoming) planschade dringt zich op: waardevermindering wordt vergoed per peildatum (datum inwerkingtreding planologische mutatie) en niet pas bij verkoop van de woning door gelaedeerde.

De overweging met betrekking tot de peildatum impliceert dat er voor meerdere schadegevallen meerdere data kunnen gaan gelden; dat is opmerkelijk.

Een uitvoerig gemotiveerd vonnis.

Zie ook Groninger Internet Courant 02-09/15.