Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding tussen partijen is geregeld, het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex). Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen (zoals bijvoorbeeld in het geval van twee professionele partijen die een commercieel contract sluiten en over gedetailleerde bepalingen daarin hebben onderhandeld, bijgestaan door juridische adviseurs), kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere dan de taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht.
De vrijheid om in bepaalde gevallen als uitgangspunt groot gewicht toe te kennen aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de omstreden woorden van de overeenkomst, stelt de rechter in staat om, vooralsnog zonder een inhoudelijke beoordeling van de stellingen van partijen, te komen tot een voorshands gegeven oordeel aangaande de uitleg van de overeenkomst. Vervolgens dient de rechter te beoordelen of de partij die een andere uitleg van de overeenkomst verdedigt, voldoende heeft gesteld om tot (tegen)bewijs te worden toegelaten (Hoge Raad 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101; Lundiform/Mexx).
De gemeente is in ieder geval ten opzichte van [geïntimeerden c.s.] aan te merken als een partij die vaker commerciële contracten van deze soort afsluit. Aangenomen mag immers worden dat de gemeente in haar hoedanigheid van lokale overheid vaker met eigenaren van te verplaatsen of te onteigenen gronden onderhandelt en overeenkomsten sluit. Het hof neemt bij de uitleg van het beding de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis wel tot uitgangspunt.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch inzake gemeente Gemert-Bakel (ECLI:NL:GHSHE:2015:913).