Bij besluit van 27 juni 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder een nieuwe publiekrechtelijke vergunning aan verzoeker verleend, waarmee de rechten voor staande netten en/of zegen aan verzoeker worden toegekend over de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 mei 2015. Met de vergunning wordt het verzoeker toegestaan om 15% van het aantal in zijn bezit zijnde netten te gebruiken, hetgeen betekent dat verzoeker mag vissen met
8 staande netten (ten opzichte van 50 netten in seizoen 2013). Daarbij is tevens besloten dat verzoeker geen aanspraak kan maken op nadeelcompensatie.
Met betrekking tot de vraag of verweerder terecht heeft besloten niet over te gaan tot compensatie van het nadeel dat voor verzoeker voortvloeit uit het besluit tot verlening van de vergunning overweegt de voorzieningenrechter dat uit vaste jurisprudentie, waaronder de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de raad van State van 27 april 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BQ2658), volgt dat er alleen aanspraak op vergoeding van schade van een op zichzelf rechtmatig besluit bestaat indien de schade moet worden aangemerkt als buiten het normaal maatschappelijk risico vallende schade. Bij het normaal maatschappelijk risico gaat het onder meer om algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee degenen die daardoor worden geraakt rekening moeten houden, ook al bestaat geen zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze zich zal concretiseren en de omvang van de nadelen die daaruit eventueel zullen voortvloeien. Hoe groot het normaal maatschappelijk risico is, moet worden bepaald met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval, waaronder de aard van het gesteld schadeveroorzakende besluit. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op de vraag of de schade van verzoeker ten gevolge van de reductiemaatregel moet worden aangemerkt als buiten het normale risico vallende schade. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat nog niet is geïnventariseerd in welke mate verzoeker financieel door de reductiemaatregel wordt getroffen en of en in welke mate hij hiervoor zal worden gecompenseerd door een uitkering uit het Transitiefonds. Al deze aspecten zijn van belang bij de beoordeling van de eventuele aanspraken van verzoeker op nadeelcompensatie. De voorzieningenrechter is, gelet hierop, van oordeel dat verweerder de weigering om verzoeker nadeelcompensatie te verstrekken onvoldoende heeft gemotiveerd. Verweerder heeft dit ter zitting in feite ook erkend.
Rechtbank Noord-Holland 25-02/15 inzake Staatssecretaris Economische zaken (ECLI:NL:RBNHO:2015:1300).