Lid 2 van artikel 7:309 BW regelt twee verschillende situaties. In de eerste volzin van lid 2, waarop[woonplaats] c.s. zich lijken te beroepen, is de situatie geregeld van een overgang nadat opzegging van de huurovereenkomst heeft plaatsgehad. De overgang waarvan daar wordt gerept betreft de overgang van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst op grond van artikel 7:226 BW, die in lid 1 is genoemd. Om die reden wordt verderop in die zin ook gesproken van een opzegging door “de vorige verhuurder”. Die situatie doet zich hier echter niet voor.
In de tweede volzin van lid 2 van artikel 7:309 BW is de situatie geregeld dat de eigendom van het gehuurde wordt overgedragen nadat de huurovereenkomst al is geëindigd. Omdat in hoger beroep geen verweer meer is gevoerd tegen de opzegging en dus ook niet tegen de beëindiging van de huurovereenkomst per 31 maart 2010, doet (ook) deze situatie zich hier voor. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de tweede volzin van lid 2 ertoe strekt te voorkomen dat een nieuwe eigenaar aan de verplichting tot schadeloosstelling zou kunnen ontkomen door bijvoorbeeld met de verkoper af te spreken dat de levering pas zal geschieden na beëindiging van de huur door de verkoper. Hoewel daarin niet het woord overgang is gebezigd moet derhalve worden aangenomen dat de tweede volzin alleen van toepassing is in situaties waarin een overgang van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst op de voet van 7:226 BW zou hebben plaatsgevonden, als het eindigen van de huurovereenkomst daaraan niet in de weg had gestaan, en dus niet in het onderhavige geval.
Hof Amsterdam 29-04/14 inzake Hoog Catharijne (GHAMS:2014:1659);
vervolg op Rechtbank Utrecht, sector kanton 29-08/12 (LJN: BX6420).
Noot: Grondzaken in de praktijk oktober 2012: schadeloosstelling artt. 7:309 en 7: 310 door mr. H.J.A. van Hoogmoed, zie deze link.