Casus: onteigening van grond, ten behoeve van bedrijventerrein, dienend erf van “bouwverbod”. Het oorspronkelijk heersend erf was een landgoed en dat is daarna in 800 bebouwde woonkavels gesplitst. Door inschrijving vonnis is voornoemde last (“bouwverbod”) vervallen. Eigenaren van heersende erven claimen vergoeding van schade als gevolg van vervallen van deze erfdienstbaarheid.
Deskundigen rechtbank Utrecht: EUR 6.250,– per heersend perceel.
Rechtbank Utrecht: heeft bij het in cassatie bestreden vonnis de aan de tussenkomende partijen verschuldigde schadeloosstelling vastgesteld op nihil. Bij het bepalen van de schadeloosstelling wegens het vervallen van een erfdienstbaarheid moet ingevolge art. 44 Ow rekening worden gehouden met hetgeen te verwachten is omtrent de wijziging of opheffing krachtens art. 5:79 BW. Rechtbank gaat ervan uit dat de civiele rechter bij afweging van de belangen op grond van art. 5:79 BW de erfdienstbaarheid zal opheffen omdat de tussenkomende partijen geen redelijk belang meer hebben bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid.
HR 28-03/14 inzake De Bilt (HR:2014:736):
Art. 5:79 BW: de beoordelingsmaatstaf gaat uit van alleen het belang van de gerechtigde bij de uitoefening van zijn recht, hetgeen betekent dat de belangen van de eigenaar van het dienende erf bij opheffing geen rol spelen (behoudens in het geval van misbruik van bevoegdheid).
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat art. 5:79 BW een afweging vereist van de belangen van de eigenaren van de heersende erven tegen die van de eigenaar van de dienende erven. De daarop gerichte klachten van onderdeel 1 zijn gegrond.
Zonder motivering, die de rechtbank niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom niet ook de door [eiser] c.s. gebruikte argumenten van behoud van een groen, rustig en spaarzaam gebruikt gebied achter hun woningen en het daarmee samenhangende tegengaan van stigmatisering van het tot bedrijventerrein om te vormen gebied, alsmede voorkoming van geluid- en verkeershinder, kunnen bijdragen tot het aannemen van een redelijk belang bij behoud van de erfdienstbaarheid in de zin van art. 5:79 BW.
Klachten zijn gegrond: verwijzing naar Hof.
Noot: de weging van schade/waardevermindering door Rechtbank Utrecht lijkt meer een planschadebeoordeling dan een onteigeningstaxatie. De HR kiest voor de “echte” onteigeningsaanpak. Zie ook Liber Amicorum dr. J.W. van Zundert 2013: Taxatie tegemoetkoming planschade, in onteigeningsperspectief van René van Hoogmoed.