Onrechtmatige overheidsdaad: verjaring en schadebegroting

Gemeente weigert bij primair besluit in 2007 bouwvergunning voor een woning. Na hoger beroep bij ABRS verleent de gemeente in 2009 alsnog een bouwvergunning. In 2006 is perceel verkocht als bouwkavel, met levering in 2009 en ontbindende voorwaarde als in 2011 (nog) geen bouwvergunning is verleend.

Verjaring

Mede gelet op het belang van de rechtseenheid bij toepassing van art. 3:310 lid 1 BW in gevallen waarin de bestuursrechter en de civiele rechter elk bevoegd kunnen zijn om te oordelen over (een gedeelte van) dezelfde schade, moet worden aangenomen dat de verjaringstermijn van een rechtsvordering tot vergoeding van schade als gevolg van een onrechtmatig besluit van een bestuursorgaan niet eerder aanvangt dan de dag na die waarop de vernietiging van het schadeveroorzakende besluit onherroepelijk is geworden of het bestuursorgaan de onrechtmatigheid van het besluit heeft erkend.

Het hof heeft door in rov. 5.8 van het eerste tussenarrest te oordelen dat de verjaringstermijn aanving met de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2009 dus geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Onderdeel 1.1 faalt daarom.

Schadebegroting

Door een deel van de schade te begroten op de wettelijke rente over deze waardevermindering in de periode vanaf het eerste principebesluit van 25 april 2006 tot de bouwvergunning van 17 december 2009, is het hof afgeweken van de grondslag van de vordering van [verweerder] en heeft het hof geabstraheerd van de omstandigheid dat [verweerder] in die periode het perceel niet heeft verkocht tegen de verkoopwaarde uitgaande van de onmogelijkheid een woning op het perceel te bouwen. Het bestreden oordeel bevat niet een toereikende motivering voor die afwijking en abstractie. Weliswaar heeft de rechter op grond van art. 6:97 BW vrijheid bij het begroten van de schade, maar dat laat onverlet het uitgangspunt dat zoveel mogelijk de werkelijk geleden en te lijden schade wordt vergoed. De hierop gerichte klachten van onderdeel 3 slagen dus.

Als gevolg daarvan dient na verwijzing de schade van [verweerder] , voor zover deze schade verband houdt met het ontbreken van de mogelijkheid om het perceel als bouwperceel te verkopen in de periode vanaf 25 april 2006 tot 17 december 2009, opnieuw te worden begroot.

HR 08-09/23 inzake Brummen (ECLI:NL:HR:2023:1172)

Noot: een heldere overweging van de Hoge Raad ten aanzien van de schade. Schade die niet daadwerkelijk is geleden, komt niet voor vergoeding in aanmerking. Vergelijk ook het zogenaamde indemniteitsbeginsel uit het verzekeringsrecht.