Begrenzing exploitatieplan

Plus en anderen kunnen zich niet verenigen met de begrenzing van het exploitatieplan. Zij betogen dat er een dusdanige ruimtelijke en functionele samenhang tussen de woningbouwontwikkeling en supermarktontwikkeling is, dat het hele bestemmingsplangebied in het exploitatieplan had moeten worden opgenomen.

ABRS: Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, uitspraak van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:454, dient de raad bij de vaststelling van een exploitatieplan, gelet op de systematiek van de Wro en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6.13 van de Wro, het exploitatiegebied zodanig te begrenzen dat planologisch of functioneel een duidelijke samenhang tussen delen van het exploitatiegebied bestaat. Bij de toepassing van deze criteria komt de raad beleidsruimte toe.  In de toelichting op het exploitatieplan staat dat het gehele bestemmingsplangebied feitelijk uiteenvalt in twee deelgebieden, te weten de nieuwe supermarkt met appartementen aan het ‘winkelplein’ en het achterliggende woongebied aan de Looksingel en Lookwatering dat uit 13 grondgebonden woningen bestaat.

Volgens de raad kunnen bij de beoordeling van de vraag of er een planologische of functionele samenhang bestaat tussen de gronden in het exploitatiegebied en de overige gronden in het bestemmingsplan, de gronden waarop bovenwijkse voorzieningen zijn voorzien, buiten beschouwing worden gelaten. Evenwel, in paragraaf 4.5.8 van de toelichting op het exploitatieplan staat dat in en in de nabijheid van het exploitatiegebied geen planstructurele elementen (bovenwijkse voorzieningen) nodig zijn die verband houden met de realisatie van deze 13 grondgebonden woningen, zodat voor deze post dan ook geen kosten zijn opgenomen in de exploitatieopzet. Gelet hierop acht de Afdeling het standpunt van de raad tegenstrijdig. De bedoelde ontsluitingsweg en parkeerplaatsen zijn ofwel bovenwijkse voorzieningen, met als gevolg dat er geen planologische of functionele samenhang is tussen de gronden in het exploitatiegebied en de overige gronden in het bestemmingsplan, ofwel geen bovenwijkse voorzieningen. Reeds hierom heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom het exploitatiegebied is beperkt tot het nieuw te ontwikkelen woongebied op de percelen achter de supermarktlocatie. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de ontsluitingsweg naar de Dijkshoornseweg en de parkeerplaatsen, die nodig is voor zowel de in het bestemmingsplan voorziene grondgebonden woningen als de voorziene supermarkt met bovengelegen appartementen en winkel, nog moet worden aangelegd. Of dergelijke in een bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen buiten beschouwing kunnen worden gelaten bij de beoordeling van de vraag of planologisch of functioneel een duidelijke samenhang tussen delen van het exploitatiegebied en de overige gronden in het bestemmingsplan bestaat die maakt dat deze delen in één exploitatieplan dienen te worden opgenomen, heeft de raad onvoldoende betrokken in zijn afweging.

Het betoog slaagt.

ABRS 03-10/18 inzake Midden-Delfland (ECLI:NL:RVS:2018:3227).