Samenwerkingsverband gemeente met ondernemer: Wet voorkeusrecht gemeenten (Wvg) / Awb niet van toepassing
Gemeente heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met ondernemers waarin staat dat ondernemers hebben verklaard dat zij, behoudens het gevestigde voorkeursrecht, een onvoorwaardelijk en onherroepelijk recht op levering hebben van bepaalde percelen (waarop Wvg van toepassing is). Dit recht op levering vloeit blijkens de samenwerkingsovereenkomst voort uit een koopovereenkomst die tussen ondernemers en verzoeksters (proces partij in deze procedure) is gesloten.
In de samenwerkingsovereenkomst is verder bepaald dat Gemeente medewerking verleent aan het verzoek van ondernemers om ontheffing op grond van artikel 26, tweede lid, van de Wvg ten aanzien van die locaties, zodat juridische levering van de betrokken percelen aan [derde-partij 3] mogelijk wordt gemaakt.
In een brief van 9 november 2021 heeft gemeente op grond van artikel 26, tweede lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) ingestemd met de verkoop van diverse percelen van verzoeksters aan het [plein 1] , de [boulevard] , de [plek] , de [straat] en het [plein 2] te Noordwijk aan [derde-partij 2] B.V.
Verzoeksters (proces partij in deze procedure) hebben tegen deze brief bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voorzieningenrechter: De afspraak van de gemeente met een partij dat van die bevoegdheid geen gebruik gemaakt zal worden in een concreet geval, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook louter privaatrechtelijk en betreft geen publiekrechtelijke rechtshandeling van een bestuursorgaan. De brief van verweerder van 9 november 2021 is dan ook geen besluit in de zin van de Awb.
De voorzieningenrechter is niet bevoegd om te beslissen op het verzoek om een voorlopige voorziening.
Rechtbank Den Haag 31-12/21 inzake gemeente Noordwijk (ECLI:NL:RBDHA:2021:14750)