Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden moet worden aangesloten bij de uitgangspunten als neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
Evenals de rechtbank Midden-Nederland in haar uitspraak van 21 december 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:5547) is de rechtbank van oordeel dat de bestuursrechter dient te differentiëren bij de toekenning van een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en dat de huidige door de hoogste bestuursrechter toegepaste forfaitaire vergoeding van € 500,- per half jaar te grofmazig is. Evenals in die uitspraak zal de rechtbank beoordelen waar de overschrijding van de redelijke termijn in de onderhavige zaak toe moet leiden.
In deze zaak zijn de belangen enkel financieel van aard. Daarnaast gaat het om een eenmalige belastingaanslag voor één kalenderjaar en een waardebepaling die slechts op een tijdvak van één jaar ziet. De spanning en frustratie die de belastingplichtige ondervindt als gevolg van een procedure als deze acht de rechtbank anders dan die wordt ondervonden van een procedure over bijvoorbeeld een verblijfsvergunning of een uitkering. Het financieel belang in deze zaak is bovendien gering. In het algemeen heeft een verlaging van de WOZ-waarde in ieder geval gevolg voor de hoogte van de aanslag onroerende-zaakbelastingen en veelal ook voor de hoogte van het eigenwoningforfait en gaat het financieel belang over niet meer dan (maximaal) enkele tientallen euro’s. Het is aannemelijk dat dit ook geldt voor de onderhavige zaak.
Uit genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat er geen sprake is geweest van zodanige spanning en frustratie dat daar een bedrag van meer dan € 50 per half jaar (afgerond) termijnoverschrijding tegenover zou moeten staan. Gelet op de duur van de overschrijding stelt de rechtbank de hoogte van de immateriële schadevergoeding dan ook vast op € 50.
Rechtbank Noord-Holland 16-05/23 (ECLI:NL:RBNHO:2023:4577)
Noot: begrijpelijke aanpak; het beperkte financiële belang (hooguit enkele tientallen euro’s) betekent dat de belastingplichtige weinig spanning zal hebben ondergaan door de overschrijding van de redelijke termijn.