Op de kengetallen prijs per m² heeft verweerder een afslag gehanteerd van 10%, omdat de grond in een veengebied ligt en als gevolg daarvan inklinkt. Dit komt er op neer dat een bedrag van circa € 10.000 op de grondwaarde in mindering is gebracht. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee in voldoende mate rekening gehouden met het waardedrukkend effect van de inklinking van de grond. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de ophogingskosten op de grondwaarde integraal in mindering dienen te worden gebracht. In zijn algemeenheid geldt dat de grondwaarde niet wordt bepaald door (herstel)kosten daarop in mindering te brengen. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zoals een noodzaak voor ophoging op korte termijn omdat de bedrijfsvoering in gevaar komt, zijn door eiser niet gesteld. Daarbij komt dat eiser wat betreft de gestelde ophogingskosten van € 25.000 heeft volstaan met een schatting daarvan en de genoemde bedragen niet heeft onderbouwd met stukken. Dit is onvoldoende om van die gestelde hoogte te kunnen uitgaan.
Rechtbank Noord-Nederlands 14-04/20 inzake Smallingerland (ECLI:NL:RBNNE:2020:1622)