Wijziging erfdienstbaarheid, schadeloosstelling

Erfdienstbaarheid van weg: wijziging tracé in algemeen belang. Schadeberekening kan volgens A-G op basis van het onteigeningsrecht

Het heersende erf bij deze erfdienstbaarheid van weg kreeg een alternatieve ontsluiting en claimde daarvoor schadevergoeding. Lopende de procedure heeft hij het heersende erf verkocht.

Op grond van art. 5:81 BW kan de rechter aan een wijziging van de erfdienstbaarheid een schadeloosstelling als voorwaarde verbinden.

Rechtbank Overijssel oordeelde dat schadevergoeding niet conform onteigeningsrecht getaxeerd dien te worden. Hof Arnhem-Leeuwarden dacht daar anders over.

A-G: Uw Raad kan de zaak zelf afdoen door te verstaan dat de erfdienstbaarheid is gewijzigd op het moment van uitspreken van het vonnis van 1 maart 2017 rechtbank Overijssel. Op dat moment was [verweerder] nog eigenaar van het heersend erf.

Subonderdeel 3.5(a) (betoog van het waterschap) is gericht tegen het oordeel van het Hof dat bij het begroten van de schade in het kader van art. 5:81 BW zoveel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij de systematiek van schadevaststelling in de Onteigeningswet (rov. 2.29, slot).

A-G: Hof kon aansluiting zoeken bij onteigeningsrecht. Ten overvloede merk ik op dat de met inachtneming van redelijkheid en billijkheid uit te oefenen discretionaire bevoegdheid ex art. 5:81 BW ruimte laat om in een concreet geval als het onderhavige voor de invulling van de voorwaarde aansluiting te zoeken bij de schadevaststellingssystematiek van de Onteigeningswet.

Conclusie A-G 01-04/22 inzake Waterschap Vechtstromen – locatie Ommen (ECLI:NL:PHR:2022:322)

Noot: kantoor Hoogstate is destijds, op verzoek van het waterschap, betrokken geweest bij taxatie van de schadevergoeding voor de rechthebbende erfdienstbaarheid, die een andere ontsluiting kreeg vanwege aanleg hoogwatergeul.

Op 23 juli 2020 heeft mr. Sanderink namens het Waterschap c.s. de kamer die het tussenarrest van 7 juli 2020 heeft gewezen (en ten overstaan van wie ook de comparitie had plaatsgevonden) gewraakt. De voornaamste grond voor deze wraking was het optreden van [partijdeskundige] als partijdeskundige, terwijl hij als deskundig lid van de pachtkamer verbonden is aan het hof. De gewraakte kamer heeft bij e-mail van 21 augustus 2020 in deze wraking berust.  Hierna is tussentijdse cassatie ingesteld.