Krewerd (eigenaar zes verhuurde woningen) betoogt dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met haar financiële belangen. Als gevolg van de ontwikkeling waarin het plan voorziet, verliest zij de mogelijkheid om de bij haar in eigendom zijnde woningen aan de Urkersingel aan te bieden voor de verhuur. Dit raakt de bedrijfsvoering van Krewerd des te meer, omdat er binnen Rotterdam nauwelijks nog sprake is van aanbod van beleggingspanden op vergelijkbare locaties zodat, als gevolg van het plan, de continuïteit van de onderneming van Krewerd in gevaar komt. Krewerd wijst er hierbij ook op dat het voor haar, als gevolg van gewijzigd gemeentelijk beleid, nagenoeg niet meer mogelijk is om woningen aan te kopen ten behoeve van de verhuur. Hiermee heeft de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening gehouden.
ABRS: De Afdeling overweegt dat de raad het belang van Krewerd bij het door haar kunnen blijven verhuren van woningen aan de Urkersingel 6 en 8 heeft betrokken bij de vaststelling van het plan, maar dat hij een groter gewicht heeft toegekend aan het algemene belang om te komen tot een meer gedifferentieerd woningaanbod binnen de wijk. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende inzichtelijk gemaakt waarom volgens hem voor de beoogde ontwikkeling noodzaak bestaat. Gelet op de belangen die met de verwezenlijking van de in het plan voorziene woningen zijn gediend heeft de raad dan ook redelijkerwijs een groter gewicht mogen toekennen aan het realiseren van de beoogde nieuwe woningen dan aan het belang van Krewerd bij het behoud van haar woningen. Hierbij heeft de raad doorslaggevende betekenis mogen toekennen aan de omstandigheid dat op de locatie Urkersingel sprake is een sterk verouderd woningaanbod met kleine, gestapelde woningen zonder lift, en dat deze locatie een kansrijk ontwikkelperspectief heeft vanwege de ligging nabij het Zuiderpark en aan een singel. Dat er binnen Rotterdam(-Zuid) nog maar zeer beperkt mogelijkheden bestaan voor Krewerd om te investeren in beleggingswoningen is, wat hier ook van zij, geen direct gevolg van de vaststelling van het plan. Dat nu nog onduidelijkheid bestaat over het door Krewerd kunnen verkrijgen van vervangende woningen in het plangebied, staat aan de rechtmatigheid van het plan niet in de weg. Uit de Wet ruimtelijke ordening vloeit niet de verplichting voort om al in het kader van de bestemmingsplanprocedure duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheid van het verkrijgen van vervangende woningen. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 11 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1373, r.o. 5.6, legt de zorgvuldigheid die moet worden betracht bij het voorbereiden van besluiten deze verplichting ook niet op. De raad heeft toegelicht te zullen overgaan tot onteigening van de woningen van Krewerd indien het minnelijk overleg niet tot het gewenste resultaat leidt. Krewerd wordt bij een eventuele onteigening op basis van de Onteigeningswet in beginsel volledig schadeloos gesteld. Gelet hierop heeft de raad de financiële gevolgen voor Krewerd niet dusdanig hoeven achten dat hij het plan redelijkerwijs niet heeft kunnen vaststellen.
Het betoog slaagt niet. ABRS 25-01/23 inzake Rotterdam (ECLI:NL:RVS:2023:302)
Noot: de gebruikelijke belangenafweging, waarbij algemeen belang prevaleert. Mede van belang dat de Onteigeningswet de belegger een volledige schadevergoeding garandeert,
Noot 2: In Rotterdam is er een opkoopbescherming voor woningen. Dit betekent dat huizen die na 1 januari 2022 gekocht zijn, niet meer verhuurd mogen worden zonder vergunning. Vergelijk in dit verband de vonnissen rechtbank Rotterdam inzake onteigeningen van beleggers woningen: Vonnissen rechtbank Rotterdam 04-08/21 (ECLI:RBROT:2021:7699 e.a.)