Minister draait op voor te betalen tegemoetkoming planschade en stelt beroep in tegen de hoogte daar van.
[appellant sub 2] heeft in zijn bezwaarschrift gesteld dat hij voor het realiseren van een geluidswal € 250.200,00 heeft betaald. Uit het waarderingsverslag van Klement (taxateur die schade beoordelaar terzijde staat) valt af te leiden dat deze kosten niet in de taxatie van de schade zijn betrokken en buiten beschouwing zijn gelaten. Daarvan uitgaande, mogen de ruimtelijke gevolgen van een geluidswal, anders dan de SAOZ in het advies van 25 juli 2014 lijkt te veronderstellen, niet in de planvergelijking worden betrokken.Overigens is in het door Van Zundert gemaakte onderscheid in schadecategorieën geen bovengrens gesteld aan de hoogte van zeer ernstige schade. Indien, zoals de minister heeft gesteld, schade in deze categorie in de praktijk slechts zelden voorkomt, betekent dat niet dat deze schade nooit voorkomt of niet gelijk kan zijn aan 17,8 procent van de waarde van het getroffen object.
De rechtbank heeft, in het kader van haar beslissing om zelf in de zaak te voorzien, de korting op de tegemoetkoming van 20 naar 15 procent van de schade verlaagd. In dit verband is van belang dat naarmate de omvang van de door de planologische ontwikkeling veroorzaakte schade in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak groter is, de omvang van het normale maatschappelijke risico kleiner is, zodat de korting op de tegemoetkoming in de schade lager is. In het betoog van de minister is geen grond te vinden voor het oordeel dat de rechtbank dit uitgangspunt heeft miskend en dat de door haar vastgestelde korting niet redelijk is.
ABRS 24-08/16 inzake Heerlen/Voerendaal (ECLI:NL:RVS:2016:2315).
Noot: belangwekkend is de overweging met betrekking tot NMR: dat naarmate de omvang van de door de planologische ontwikkeling veroorzaakte schade in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak groter is, de omvang van het normale maatschappelijke risico kleiner is.