In de memorie van toelichting bij het voorstel dat heeft geleid tot deze wet staat onder meer het volgende (Kamerstukken II 2012/13, 33.462, nr. 3, p. 16):
“Met het bredere gebruik van de WOZ-waarde is het mogelijk dat iemand belang heeft bij een hogere WOZ-waarde. De voorgestelde wijzigingen van artikel 29 voorzien erin dat ook na een verhoging van de bij de beschikking vastgestelde WOZ-waarde na bezwaar (eerste lid) of beroep (tweede lid) belanghebbenden en afnemers daarvan op de hoogte worden gebracht.”
Tot de hiervoor vermelde wijziging van de Wet WOZ per 1 oktober 2015 was het vaste rechtspraak dat een vastgestelde waarde niet bij uitspraak op bezwaar of bij een rechterlijke uitspraak kan worden verhoogd. De heffingsambtenaar en de Rechtbank hebben in overeenstemming met deze jurisprudentie beslist dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar.
Het Hof is, gelet op de vermelde passage uit de parlementaire geschiedenis, van oordeel dat de wetgever met de wijziging van artikel 29 van de Wet WOZ heeft beoogd mogelijk te maken dat in bezwaar of (hoger) beroep de WOZ-waarde op een hogere waarde kan worden vastgesteld.
Hof Arnhem-Leeuwarden 11-10/16 inzake heffingsambtenaar Veenendaal (ECLI:NL:GHARL:2016:8122).