Waarde erfpachtrecht na einde erfpacht (art. 5:87 lid 2 BW)

Omdat de erfpacht per 1 januari 2018 is geëindigd, is de gemeente op grond van artikel 5:87 lid 2 BW verplicht de waarde die het erfpachtrecht toen had aan MWR te vergoeden. De rechtbank heeft een deskundige ( [deskundige] ) benoemd om deze waarde te bepalen. De deskundige heeft een gedegen deskundigenrapport uitgebracht. Daarbij heeft hij op basis van zijn onderzoek de aan hem door de rechtbank gestelde vragen beantwoord. Het hof verwijst naar pagina’s 31 en 32 van het rapport. De deskundige heeft naar peildatum 1 januari 2018 de marktwaarde van het erfpachtrecht, uitgaande van de geldende erfpachtvoorwaarden en de looptijd die zonder opzegging zou hebben geresteerd, gewaardeerd op € 0,-.

MWR betoogt dat zonder deze knellende erfpachtvoorwaarden de grond een hogere marktwaarde zou hebben en dit aanleiding zou geven tot het betalen van een vergoeding aan MWR. De deskundige heeft er bij de vaststelling van de marktwaarde van de grond rekening mee gehouden dat de knellende bepalingen van de erfpachtvoorwaarden van invloed zijn op de marktwaarde van het object en heeft daarom een depreciatiepercentage vastgesteld van 25%. Bij de vaststelling van dit percentage heeft de deskundige rekening gehouden met de afwijking ten opzichte van de bancaire richtlijnen op het gebied van de financierbaarheid van erfpachtconstructies (zie deskundigenrapport: paragraaf 4.2 Waardering, pagina 27). MWR heeft niet althans onvoldoende concreet onderbouwd dat zonder de door de deskundige in aanmerking genomen knellende erfpachtvoorwaarden het erfpachtrecht een positieve waarde zou hebben. Daar komt bij dat de deskundige heeft uitgelegd dat de inhoudelijke beoordeling van de geldende erfpachtvoorwaarden als zodanig niet tot zijn opdracht behoorde (pagina 30 van het rapport). Als MWR ingang had doen willen vinden dat er, niettegenstaande de uitkomst van het deskundigenrapport, aanleiding is tot het betalen van een vergoeding aan MWR, had zij de hiervoor nodige feiten en omstandigheden moeten stellen. Dit heeft zij evenwel niet althans onvoldoende gedaan. Het hof merkt ook op dat een cijfermatige onderbouwing van het onderhavige betoog van MWR ontbreekt.

De uitkomst dat MWR dus geen vergoeding krijgt voor haar erfpachtrechten, acht het hof in de gegeven omstandigheden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Gerechtshof  ’s-Hertogenbosch 13-12/22 inzake gemeente Bernheze (ECLI:NL:GHSHE:2022:4477)