Voorzienbaarheid op basis van wijzigingsbevoegdheid

De voorzienbaarheid van een planologische wijziging moet worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen (zie de overzichtsuitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, onder 5.23). Hierbij kan in beginsel van die koper verwacht worden dat hij ten tijde van de aankoop kennis heeft genomen of heeft laten nemen van de planologische situatie die op dat moment ter plaatse geldt. Zo kan dan ook van [appellant A] en [appellante B] in beginsel verwacht worden dat zij in 1977 kennis hadden genomen of hadden laten nemen van het toen geldende bestemmingsplan “Centrum”, waarin de wijzigingsbevoegdheid was opgenomen. Niet gebleken is dat dit plan destijds onvoldoende toegankelijk was. [appellant A] en [appellante B] hebben juist aangevoerd dat het bestemmingsplan “Centrum” op het gemeentehuis kon worden geraadpleegd. Dat niet op andere wijze kennis kon worden genomen van het plan, staat daarom niet in de weg aan de conclusie dat op grond van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan “Centrum” in 1977 voor [appellant A] en [appellante B] aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie op het voormalige sportterrein zou veranderen ten behoeve van de bouw van een bejaardencentrum. Dat het bestemmingsplan waarin deze bevoegdheid was opgenomen volgens [appellant A] en [appellante B] conserverend van aard was en niet bedoeld was om ontwikkelingen in het daarbij aangewezen gebied mogelijk te maken, betekent niet dat de planschade niet te voorzien was. Bij het bepalen van de voorzienbaarheid van de schade komt namelijk geen betekenis toe aan de grootte van de ten tijde van de aankoop van de woning bestaande kans dat de schade niet zou ontstaan (zie bovengenoemde overzichtsuitspraak, onder 5.28).

ABRS 19-02/25 inzake Oegstgeest (ECLI:NL:RVS:2025:659)

Noot: Vergelijking van ruimtelijke gevolgen

Verder hebben [appellant A] en [appellante B] geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de in het nader advies getrokken conclusie dat de planschade voorzienbaar was in verband met de vergelijking tussen de ruimtelijke gevolgen van het wijzigingsplan en de ruimtelijke gevolgen bij uitoefening van de wijzigingsbevoegdheid. Wijzigingsbevoegdheid ziet op bejaardencentrum in drie bouwlagen, met op elke verdieping bewoners die uitkijken op vastgoed van de aanvragers planschade, en in vergelijking daarmee is privacy verlies bij grondgebonden woningen minder ingrijpend.