Weliswaar lag de wijzigingsbevoegdheid behalve op zijn (lees: aanvrager planschade) eigen perceel voor een klein gedeelte ook op het perceel van [appellant] (lees: de bouwer van de woning, die op basis planschadeverhaalsovereenkomst de planschade moet betalen) , maar gelet op de geringe omvang van de gronden van [appellant] waarop de wijzigingsbevoegdheid deels lag, de ligging van dat perceelgedeelte ten opzichte van de erfgrens, en de vorm van dat perceelgedeelte, was er voor [partij] als redelijk denkend en handelend koper geen aanleiding om rekening te houden met de kans dat deze wijzigingsbevoegdheid aangewend zou worden voor de realisatie van een woning op het perceel van [appellant].
ABRS 31-12/24 inzake Teylingen (ECLI:NL:RVS:2024:5465)
Noot: hier is de appellant degene voor wie de plan wijziging ten behoeve bouw woning plaatsvond en die de planschade aan zijn “buurman” moet betalen. De Afdeling verwijst qua (objectieve) voorzienbaarheid naar de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582), onder 5.23, 5.24 en 5.26.
Noot 2: evenmin gebleken van subjectieve voorzienbaarheid
Indien geen sprake is van een openbaar gemaakt concreet beleidsvoornemen, dan is in beginsel geen sprake van voorzienbaarheid. Dat neemt niet weg dat specifieke persoonlijke omstandigheden, waardoor de koper feitelijk op de hoogte was van de komende planologische ontwikkeling en dus sprake was van subjectieve voorzienbaarheid, in voorkomende gevallen een rol kunnen spelen. Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3023).