Voorzienbaarheid: meer dan 10 jaar geleden onthielden gedeputeerde staten goedkeuring aan “toekomstige dorpsuitbreiding”.
Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [partij] bij de koop van zijn woning [locatie 2] in 2004 en [appellant] bij de start van haar Bed & Breakfast in 2005 wegens tijdsverloop de nieuwe woningbouw niet meer hoefden te voorzien op grond van het bestemmingsplan “Buitengebied” uit 1982. Volgens het college is dit oordeel niet in overeenstemming met vaste rechtspraak van de Afdeling.
ABRS: Het vastgestelde bestemmingsplan “Buitengebied” van 28 juni 1982 behelsde een concreet beleidsvoornemen om woningbouw ten noorden van het perceel van [partij] te realiseren. Het college van gedeputeerde staten heeft aan de bestemming “Agrarisch gebied/toekomstige dorpsuitbreiding” van dit bestemmingsplan goedkeuring onthouden, omdat de op grond van deze bestemming voorziene woningbouw niet binnen de toenmalige planperiode van tien jaar zou kunnen worden gerealiseerd. Niet is gebleken dat ten tijde van de koop van het perceel [locatie 2] op 10 mei 2004 of bij de start van de Bed & Breakfast in 2005 een ander concreet beleidsvoornemen openbaar was gemaakt.
Van een redelijk denkend en handelend koper kan in dit geval niet worden verwacht dat hij geruime tijd – langer dan tien jaar – na het onthouden van goedkeuring door het college van gedeputeerde staten aan een voor hem nadelige bestemmingsplanwijziging, nog rekening houdt met de kans dat de planologische situatie in het plangebied toch nog in ongunstige zin zal veranderen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat voor [partij] ten tijde van de koop van zijn woning en voor [appellant] ten tijde van de start van haar Bed & Breakfast de planologische verandering niet op grond van het bestemmingsplan “Buitengebied” uit 1982 voorzienbaar was. Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2092, en 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3722.
ABRS11-05/22 inzake Heeze-Leende (ECLI:NL:RVS:2022:1349)
Noot: “dus” geen voorzienbaarheid; gemeente wees ten onrechte op rechtspraak waarbij gedeputeerde staten juist geen goedkeuring hadden onthouden aan toekomstige dorpsuitbreiding.
Verder overweegt de Afdeling: Uit het voorgaande volgt dat onduidelijk is wat precies in 2004 ter inzage heeft gelegen en of de terinzagelegging rechtsgeldig bekend is gemaakt. Aan het uitwerkingsplan “Zuidoost Brabant” kan daarom in deze planschadeprocedure geen betekenis toekomen.