Hof: Na afloop geliberaliseerde pachtovereenkomst is geen reguliere pachtovereenkomst tot stand gekomen.
Het hof is van oordeel dat in dit geval geen pachtovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof gaat ervan uit dat [pachtster] wist dat BM c.s. het perceel aanhielden om daarop op termijn woningbouw te realiseren. [pachtster] heeft dat wel betwist, maar ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [echtgenoot/gemachtigde] toegegeven dat hij wist dat het de bedoeling was dat op de percelen woningbouw gerealiseerd zou worden. Hij heeft alleen aangevoerd dat de gronden al heel lang genoemd worden als mogelijke woningbouwlocatie, maar dat de grond nog steeds een agrarisch bestemming heeft. [pachtster] en BM c.s. waren een geliberaliseerde pachtovereenkomst overeengekomen, die afliep op 2019. Voor het hof staat daarmee als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat [pachtster] ook heeft begrepen dat zij tot 2019 een geliberaliseerde pachtovereenkomst heeft gekregen in verband met de plannen voor woningbouw. Ook het overeengekomen voorkeursrecht (van pacht al eigenaar nog niet zelf gebruik nodig is) vermeldt in een wat kromme formulering dat als er al sprake zou zijn van een verlenging er sprake zou zijn van een verlenging van beperkte duur. Nergens blijkt uit dat BM c.s. stilzwijgend wilden instemmen met een overeenkomst die uitsluitend zou voorzien in gebruik van de percelen tegen betaling, zonder een beperking in de duur. Kort gezegd: als [pachtster] en/of [echtgenoot/gemachtigde] redelijkerwijs iets mocht verwachten, was dat in dit geval een geliberaliseerde pachtovereenkomst.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10-06/25 (ECLI:NL:GHARL:2025:3537)
Noot: onderstreping door Hoogstate. De verlenging betreft in casu volgens het Hof, gelet op de genoemde omstandigheden, geliberaliseerde pacht en niet reguliere pacht