De Afdeling is van oordeel dat [appellant] terecht betoogt dat de minister het verzoek om nadeelcompensatie op grond van een ondeugdelijke motivering heeft afgewezen. De minister heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het verzoek buiten de reikwijdte van de Regeling valt, omdat [appellant] civielrechtelijk heeft geprocedeerd om de door hem gestelde zaakschade als gevolg van onrechtmatig overheidshandelen te verhalen. Er staat geen rechtsregel aan in de weg om in het geval het volgen van de civielrechtelijke weg niet het gewenste resultaat heeft gebracht, vervolgens een verzoek om nadeelcompensatie in te dienen en daaraan ten grondslag te leggen dat de gestelde schade het gevolg is van rechtmatig handelen. In dit geval heeft [appellant] zich nadrukkelijk op het standpunt dat de bronbemaling kan worden aangemerkt als schade als gevolg van een rechtmatige uitvoeringshandeling. Dat [appellant] stelt zaakschade te hebben geleden, betekent niet dat de Regeling reeds daarom geen grondslag voor vergoeding van de gestelde schade kan bieden.
ABRS 10-07/19 inzake Ministerie I&W (ECLI:NL:RVS:2019:2347)
Noot: deze conclusie baat appellant niet nu zijn aanvraag om nadeelcompensatie is verjaard.