Vervolg op HR 25-09/15 inzake Staat / Groten

Bijzondere geschiktheid aanwezige waterplas. Slechts de met de bijzondere geschiktheid verband houdende kosten, zoals bijvoorbeeld de kosten voor het vervoer van deze vrijkomende grond naar de plas, kunnen in aanmerking worden genomen bij de begroting van het aan de bijzondere geschiktheid verbonden voordeel (rechtsoverweging 5.1.2 van het arrest van 25 september 2015).

De verplichting om in de waterplas 1.000.000 m3 gebiedseigen grond te storten vloeit rechtstreeks voort uit de PKB “Ruimte voor ruimte” en houdt geen verband met de bijzondere geschiktheid van de waterplas voor het bergen van 500.000 m3 niet vermarktbare grond. Uitgaande van die bijzondere geschiktheid dient slechts rekening worden gehouden met de voordelen en de kosten die rechtstreeks uit die geschiktheid voortvloeien. De kosten die verband houden met het storten van 500.000 m3 vermarktbare grond vloeien daar niet uit voort.

Derhalve dient thans alsnog te worden ingegaan op het tijdens de zitting van de rechtbank van 5 december 2013 (zie proces-verbaal blz. 10/11) al naar voren gebrachte en thans in de antwoordmemorie na verwijzing nader uitgewerkte punt dat de kosten van het ontgraven, transporteren en storten van de niet vermarktbare grond in de waterplas niet te vergelijken vallen met de kosten van het ontgraven, transporteren en storten van die grond in een regulier depot elders.

Conclusie: partijen kunnen zich nader uitlaten over te benoemen deskundige(n) en de te stellen vragen aan die deskundige(n).

Hof Arnhem-Leeuwarden, 14-02/17 inzake Staat/Groten (ECLI:NL:GHARL:2017:1283).

Noot: welk bedrag aan met de bijzondere geschiktheid van het onteigende perceel verband houdende kosten dienen in mindering te worden gebracht op het door de deskundigen vastgestelde voordeel van € 1.700.000,-?

Zie voorafgaand: HR 25-09/15 inzake Staat/Groten (ECLI:NL:HR:2015:2805 en TBR 2016 blz. 129).