Minister heeft verzoek om vergoeding nadeelcompensatie (NC) volgens de Afdeling terecht afgewezen.
Eerdere verzoek om vergoeding van planschade was al door de Afdeling afgewezen. Verzoek om vergoeding nadeelcompensatie was al gedeeltelijk toegewezen.
Een beroep op verjaring, waaronder begrepen een beroep op de stelling dat de verjaring niet tijdig gestuit is, kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De Afdeling volgt [bedrijf A] en [bedrijf B] niet in hun betoog dat de minister het verzoek om nadeelcompensatie alsnog inhoudelijk moet beoordelen, omdat het tegenwerpen van verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zoals hiervoor is overwogen, waren [bedrijf A] en [bedrijf B] uiterlijk vanaf 13 september 2002 bekend met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Het betoog dat zij redelijkerwijs niet in staat waren een verzoek om nadeelcompensatie bij de minister in te dienen, gelet op de onduidelijkheid over het te volgen spoor, wordt weersproken door het verzoek om nadeelcompensatie van 15 februari 2005.
ABRS 09-03/22 inzake Minister Infrastructuur en Waterstaat (ECLI:NL:RVS:2022:683)