Voorop staat dat de eigenaar van de grond onder het water ingevolge artikel 5:21 BW de exclusieve bevoegdheid heeft tot gebruik van de ruimte boven de grond die bestaat uit het water en de oppervlakte daarvan; onder die bevoegdheid valt ook het verhuren van (een deel van) het wateroppervlak. De Vaart moet weliswaar als openbaar vaarwater worden aangemerkt, maar het gebruik dat [X] daarvan maakt, het blijvend innemen van ligplaatsen door schepen en drijvend materieel waarmee een deel van het water exclusief wordt gebruikt, valt niet onder normaal gebruik dat de eigenaar moet dulden. Voor dat bijzondere gebruik heeft [X] toestemming nodig, waaraan HHNK voorwaarden kan verbinden, waaronder betaling van een gebruiksvergoeding. Het vragen van een privaatrechtelijke vergoeding door HHNK houdt in dit geval geen onaanvaardbare doorkruising van publiekrechtelijke bepalingen in (rov 4.4). De stelling van [X] dat zij als eigenaar van de naastgelegen oever het recht heeft het aan de oever grenzende water te gebruiken, volgt niet uit de wet of jurisprudentie. De eigenaar van een oeverperceel heeft een beperkt gebruiksrecht ten aanzien van het water dat langs zijn erf stroomt als bedoeld in artikel 5:40 BW. Het blijvend gebruik van het water als ligplaats voor schepen en pontons valt hier niet onder (rov 4.5).
Gerechtshof Amsterdam 28-09/21 inzake Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (ECLI:NL:GHAMS:2021:3134)