Ingevolge vaste jurisprudentie moet voor de beantwoording van de vraag of in de zin van artikel 61 Ow (binnen 3 jaar nadat het vonnis van onteigening kracht van gewijsde heeft verkregen) een aanvang is gemaakt met het werk waartoe werd onteigend, worden beoordeeld of er materiële werkzaamheden gericht op de totstandkoming van dat werk zijn verricht. Daarbij moet worden gedacht aan fysieke werkzaamheden op of aan de onteigende grond of het complex van gronden waartoe het onteigende behoort. Voorbereidende werkzaamheden spelen hierbij geen rol.
Tussen partijen is niet in geschil dat binnen voornoemde termijn de verbreding van de N207 en de parallelweg op het onteigende zijn gerealiseerd. Daarmee staat vast dat op het onteigende tijdig is aangevangen met het (mede het onteigende omvattende) werk(plan) waartoe is onteigend. Voor zover het beroep van [eiser] op de ontijdige onteigening van de druppel – als onderdeel van het onteigende – niet hier al op afstuit, gaat de rechtbank na of op de druppel afzonderlijk tijdig materiële werkzaamheden zijn verricht ter verwezenlijking van de groenbestemming waarvoor is onteigend.
Op het voorgaande stuit ook af het betoog van [eiser] dat de druppel onnodig is onteigend, omdat het werk waartoe dat is gebeurd blijkbaar niet tot stand zal worden gebracht. Vastgesteld is immers dat de groenbestemming tot stand is gebracht. Daar komt bij dat de ter onderbouwing van dit betoog door [eiser] genoemde realisatie van een tankstation aan de N207 een niet aan de Provincie tegen te werpen plan van de Gemeente is. Bovendien heeft de Provincie onder verwijzing naar de planverbeelding en de plantoelichting behorende bij het ontwerpbestemmingsplan “Tankstation N207” gedocumenteerd gesteld dat het bewuste tankstation niet (langer) is gepland op de druppel
– waarop nog steeds de enkelbestemming “Groen” rust, zodat realisatie van een tankstation daarop vooralsnog ook niet mogelijk is – maar wel aan de andere zijde van de Vriezenweg (zie randnummer 2.16) op grond van een derde.
Rechtbank Den Haag 05-04/23 inzake provincie Zuid-Holland (ECLI:NL:RBDHA:2023:5274)
Noot: HR 19-12-2003, NJ 2004/408, ECLI:NL:PHR:2003:AI1061
HR 17-05/19 Eindhoven militair vliegveld Welschap: terugleveren door gemeente Eindhoven kon niet: de Staat was inmiddels eigenaar. Van schade is niet gebleken bij deze slechts heel korte termijnoverschrijding. TBR 2019 bl. 773, met annotatie Frank Mulder c.s. Voorafgaande HR 20-12/00 ECLI:NL:HR:2000:AA9970