Door dit plan verandert de polder Noordwaard van een binnendijks gebied in een buitendijks gebied. Het Fort (met woning) ligt in de noordoostelijke hoek van de Noordwaard en was in binnendijks gebied gelegen. Om het Fort ook na de ontpoldering in binnendijks gebied te laten liggen, is ter bescherming van dit gebied en deze bebouwing een gedeeltelijk nieuwe dijkring (dijkring 23) aangelegd.
De beweerdelijk geleden schade bestaat volgens appellant uit een waardedrukkend effect op de woning als gevolg van blijvend verlies aan rust, ruimte, licht, uitzicht en privacy door de aanleg van een primaire waterkering rondom het Fort, de mogelijke toegankelijkheid van het voetpad op die waterkering, de aanleg van bruggen in de Bandijk en de aanleg van een jachthaven in de directe omgeving van het Fort. Daarnaast heeft [appellant] gesteld schade te hebben geleden als gevolg van uitvoeringswerkzaamheden in de Noordwaard. In dat verband wijst hij erop dat zijn woongenot is aangetast door het stof en het geluid dat door werkzaamheden is veroorzaakt, waardoor hij niet op zijn terras kon zitten of de deuren open kon hebben.
De Afdeling: Oordeel over het verminderde uitzicht door de dijk
9.1. In het besluit van 6 februari 2019 ging de minister, zoals in de tussenuitspraak is overwogen, ten onrechte uit van een maximale dijkhoogte van 4,5 meter, omdat in de planvoorschriften van het inpassingsplan de maximale hoogte van de dijk niet was geregeld. Hoewel de minister zich daarbij op het standpunt stelde dat de aanleg van een hogere dijk met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten, kon feitelijk en technisch een hogere dijk worden aangelegd.
Inmiddels is de maximaal toegestane hoogte van de dijk naar 4,50 meter aangepast door in artikel 12.2 van de planvoorschriften van het vastgestelde en in werking getreden bestemmingsplan “Rijksinpassingsplan Noordwaard, herziening I” deze maximaal toegestane hoogte van 4,50 meter van de primaire waterkering bij Fort Steurgat op te nemen.
Gelet op deze aanvullende motivering, is de minister in het nieuwe besluit op bezwaar van 19 augustus 2019 terecht uitgegaan van een maximale hoogte van 4,50 meter voor de dijk. Dat betekent dat de minister het eerder ingenomen standpunt dat de verslechtering van het uitzicht vanuit de woning beperkt is, voldoende heeft onderbouwd. In zoverre faalt het betoog.
ABRS 02-09/20 inzake Minister I&M (ECLI:NL:RVS:2020:2119)