Uitvaartcentrum: beoordeling planschade

Ben W besluit: een planologisch nadeel, bestaande uit:

–    een beperkte verdergaande aantasting van het karakter van de omgeving en daarmee samenhangend een beperkte verdergaande verslechtering van de goede situering van zijn perceel,

–    een beperkte toename van hinder en overlast in de vorm van toegenomen geluid- en lichthinder door een relatieve toename van het aantal verkeersbewegingen in de Sint Rochusstraat en

–    een zekere toename van de aantasting van zijn privacy.

Hoger Beroep: B en W hanteert een onjuiste maatstaf voor het onderscheid tussen objectieve en subjectieve overlast die hij van het uitvaartcentrum ondervindt. Hij voert aan dat de omstandigheid dat regelmatig rouwende mensen voor zijn woning staan een objectief gevolg is van de exploitatie van het uitvaartcentrum. Dit aspect is volgens hem ten onrechte niet betrokken bij het bepalen van de hoogte van het door hem geleden planologisch nadeel.

ABRS:    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 13 oktober 2010; ECLI:NL:RVS:2010:BO0241) spelen bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding subjectieve elementen, zoals een negatieve gevoelswaarde bij een bestemming, geen rol.

ABRS 23-08/17 inzake Nederweert (ECLI:NL:RVS:2017:2253).

Noot: interessant is de weging van reeds bestaande overlast, daar waar het gaat om een “verdergaande verslechtering”.

Dat subjectieve elementen geen rol spelen bij planschade beoordeling is vaste jurisprudentie. Echter als het overgrote deel van potentiële kopers niet naast een uitvaartcentrum wil wonen. dan heeft gelaedeerde wel een strop door slechtere verkoopbaarheid.