In artikel 10, lid 10.2, van de bij het nieuwe bestemmingsplan behorende regels (hierna: de planregels) is bepaald dat het college de uit te werken bestemming voor een woongebied uitwerkt met inachtneming van de in dat lid opgesomde uitwerkingsregels. In artikel 10, lid 10.3, is bepaald dat op deze gronden uitsluitend mag worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
4.3. Bij uitspraak van 24 september 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3484) heeft de Afdeling overwogen dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6.1, zesde lid, van de Wro (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 135, nr. 3, blz. 13-14 en 44-45) valt af te leiden dat de wetgever heeft beoogd dat een uit te werken bestemming niet in de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime mag worden betrokken en geen grond voor een vergoeding van planschade is, zolang geen uitwerkingsplan is vastgesteld en in werking getreden. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:326).
Het voorgaande betekent dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat het college de uitwerkingsplicht en de uitwerkingsregels van artikel 10, lid 10.2, van de planregels terecht niet in de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime heeft betrokken.
4.4. Het voorgaande betekent echter niet dat het bouwverbod van artikel 10, lid 10.3, van de planregels niet in de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime mag worden betrokken. Dit bouwverbod is geen bepaling als bedoeld in artikel 3.3, artikel 3.6, eerste lid, of artikel 3.38, derde of vierde lid, van de Wro en derhalve geen bepaling van een bestemmingsplan die in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro is uitgezonderd. In het nieuwe bestemmingsplan is voorts niet geregeld dat van het bouwverbod van artikel 10, lid 10.3, bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, zodat artikel 6.1, zesde lid, van de Wro, waarin is verwezen naar artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet, niet op schade ten gevolge van deze bepaling van toepassing is.
Uit voormelde jurisprudentie van de Afdeling volgt evenmin dat het wegbestemmen van het gebruik voor bedrijfsdoeleinden niet in de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime mag worden betrokken. Voor zover [appellante] door het wegbestemmen van dat gebruik schade lijdt, dient die schade aan het nieuwe bestemmingsplan te worden toegerekend.
ABRS 11-07/18 inzake Roosendaal (ECLI:NL:RVS:2018:2298).
Noot: een belangrijke nuance op het niet in de planvergelijking betrekken van een uit te werken bestemming. In casu gaat het immers mede om bouwverbod en wegbestemmen voormalige bedrijfsbestemming.