Toetsingskader vernatting projectplan

Een besluit tot vaststelling van een projectplan door het algemeen bestuur van het waterschap, genomen op grond van artikel 5.5 van de Waterwet, moet op grond van artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet worden goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, is het niet zo dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van een projectplan. Evenmin is vereist dat met alle betrokkenen volledige overeenstemming bestaat over de te nemen maatregelen. Voldoende is dat in het projectplan is omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken en welke mogelijkheden er zijn om een financiële vergoeding te krijgen voor schade die niet kan worden voorgekomen (vergelijk de uitspraak van 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3310, onder 3.2).

Naar het oordeel van de Afdeling hebben provinciale staten een groter gewicht mogen toekennen aan het belang van het tegengaan van de verzuring en verdroging van het Natura 2000-gebied dan aan het belang van [appellant sub 3] om de gronden agrarisch te (laten) gebruiken. Bovendien hebben provinciale staten toegelicht dat ingezet is op minnelijke verwerving van de gronden en dat, indien nodig, er zal worden overgegaan tot onteigening. Gelet hierop acht de Afdeling het aannemelijk dat het bestaande gebruik, voor zover nodig, zal worden beëindigd.

Alle beroepen ongegrond.

ABRS 07-09/22 inzake prov. Noord-Brabant (ECLI:NL:RVS:2022:2623)