In deze zaak is thans nog aan de orde de vaststelling van de actuele waarde van het door de Staat gedane bijkomend aanbod. Dat aanbod van de Staat aan Nieuw Werklust strekt tot (terug-)levering van het onteigende belast met een opstalrecht ten behoeve van de Staat.
Nieuw Werklust heeft de door de deskundigen berekende bebouwingsmogelijkheden ter discussie gesteld. Nieuw Werklust heeft in dit verband onder meer gewezen op de gevaren van bouwen boven een tunnel en de daarmee samenhangende publiekrechtelijke beperkingen. Naar het oordeel van deskundigen is de ondertunneling geen reden waarom bebouwing niet vergund zal worden. Met de beperkingen die voortvloeien uit de aanwezigheid van een tunnel hebben deskundigen bij hun waardering en bij de berekening van de residuele grondwaarde rekening gehouden.
Nieuw Werklust heeft gewezen op de bouwkosten en de waardeverminderingsfactor die is gehanteerd om de waardevermindering als gevolg van het opstalrecht (en het bestaan van de HSL-tunnel waarvoor dit opstalrecht is gevestigd) te bepalen. Deskundigen hebben voldoende toegelicht dat en waarom zij zijn uitgegaan van 10.000 m2 bebouwing en hebben voorts toegelicht dat geen aanleiding bestaat om hogere bouwkosten te berekenen omdat met de extra (funderings-)kosten vanwege de aanwezigheid van de tunnel voldoende rekening is gehouden.
Gerechtshof Amsterdam 16-02/21 inzake Staat/Nieuw Werklust (ECLI:NL:GHAMS:2021:488)
Noot: de waarde van de terug te leveren grond, waarop nu een recht van opstal rust, was de inzet van de laatste ronde in het onteigeningsdebat. Uit de aard nogal afhankelijk van de omstandigheden van het geval.