[appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben eerder een procedure gevoerd om een tegemoetkoming te krijgen voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van het planologisch mogelijk maken van de vestiging van het Conservatoriumhotel. Deze procedure heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2583. In die procedure is komen vast te staan dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] in een planologisch nadeliger situatie zijn komen te verkeren, maar dat dit nadeel binnen hun normaal maatschappelijk risico valt.
Thans gaat het om terras bij Conservatoriumhotel.
ABRS
Verder heeft de rechtbank overwogen dat in beginsel per schadeveroorzakend besluit wordt beoordeeld in hoeverre de daardoor veroorzaakte schade tot het normaal maatschappelijk risico moet worden gerekend. Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt als elkaar opvolgende planologische maatregelen zo nauw met elkaar verweven zijn dat voor- en nadelen die uit de maatregelen voortvloeien moeten worden geacht voort te vloeien uit één en dezelfde maatregel. In dat geval kunnen de verschillende schadebedragen bij elkaar worden opgeteld en wordt op het totaalbedrag slechts één keer het normaal maatschappelijk risico toegepast.
De rechtbank heeft vastgesteld dat niet ter discussie staat dat het mogelijk maken van het Conservatoriumhotel en het mogelijk maken van een terras op het binnenterrein van het hotel voldoende samenhang vertonen om te worden aangemerkt als één project. Dit betekent volgens de rechtbank dat moet worden beoordeeld of de planschade die beide ontwikkelingen tezamen met zich brengen het normaal maatschappelijk risico overstijgt.
De Afdeling stelt vast dat het college, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en Conservatorium zich allen op het standpunt stellen dat er samenhang bestaat tussen het planologisch mogelijk maken van het hotel en het planologisch mogelijk maken van het terras. De Afdeling onderschrijft dat standpunt.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening geen grondslag biedt voor tegemoetkoming in schade die het gevolg is van het mogelijk niet naleven van gebruikers van geldende wettelijke voorschriften of mogelijke uitwassen van hun gedrag.
De rechtbank heeft zich er terecht rekenschap van gegeven dat de waardering van onroerende zaken niet slechts door het toepassen van een taxatiemethode plaatsvindt, maar daarbij ook de kennis, ervaring en intuïtie van de desbetreffende deskundige een rol spelen. De maatstaf bij de rechterlijke toetsing is niet de eigen waardering door de rechter van de nadelen van de planologische wijziging, maar de vraag of grond bestaat voor het oordeel dat het bestuursorgaan, gelet op de motivering van het advies van de door het bestuursorgaan ingeschakelde deskundige, zich bij de besluitvorming niet in redelijkheid op dat deskundigenoordeel heeft kunnen baseren. Dit laat uiteraard onverlet dat de besluitvorming dient te voldoen aan de eisen die het recht aan de zorgvuldigheid en de motivering stelt en dat de rechter de besluitvorming daaraan moet toetsen.
Bij de vaststelling van het normaal maatschappelijk risico dienen alle relevante omstandigheden van het geval te worden betrokken. Van belang is onder meer of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de aanvrager rekening had kunnen houden. Het gaat erom dat die ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkeling zich zou voordoen. In dit verband komt betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het in een reeks van jaren gevoerde planologische beleid past.
Dat een terras onder het oude planologische regime niet mocht worden gerealiseerd, brengt niet zonder meer mee dat het planologisch mogelijk maken van de ingebruikname van (een deel van) het binnenterrein als horecaterras niet in lijn der verwachtingen lag. Door hier wel van uit te gaan en voorbij te gaan aan andere voor de beoordeling van het normaal maatschappelijk risico van belang zijnde omstandigheden, heeft de rechtbank een onjuiste toets aangelegd. Ten Have heeft, in overeenstemming met de rechtspraak van de Afdeling hierover, terecht bij haar beoordeling van het normaal maatschappelijk risico betrokken dat het bij het hotel behorende horecaterras zich in een grootstedelijk gebied bevindt en dat de structuur van de directe omgeving zich kenmerkt als een centrumgebied met een hoge bebouwingsdichtheid en een diversiteit aan functies. Ten Have heeft vervolgens geconcludeerd dat een terras zoals dat nu bij het hotel is mogelijk gemaakt past in de omgeving en in het gevoerde ruimtelijk beleid dat is gericht op stimulering van langer toeristisch verblijf. Deze conclusie is begrijpelijk.
ABRS 05-05/21 inzake Amsterdam (ECLI:NL:RVS:2021:954)
Noot: overlast door overtreding planologische regels is geen planschade: ABRS 28-09/16 inzake Zutphen (ECLI:NL:RVS:2016:2582).
Voor “marginale” toetsing van taxatie gemeentelijke planschade adviseur zie 14.1 van genoemde uitspraak van 28-09/16.