Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 28 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:916), vloeit de waardevermindering voort uit de taxatie van de waarden vóór en na de peildatum en dient het vermelden van een percentage louter als controle.
In paragraaf 6.2 van het advies heeft Thorbecke uiteengezet dat na saldering van de nadelen voor [appellant] een planologische verslechtering resteert die als ‘betrekkelijk zwaar’ is te kwalificeren, dat deze verslechtering uit een vermindering van de situeringswaarde, een toename van geluidhinder en lichthinder en een beperking van de privacy bestaat en dat deze nadelen in het taxatierapport als schadecomponent zijn benoemd en op geld gewaardeerd. In bijlage 7 bij het advies heeft Thorbecke verwezen naar een schadecategorie-indeling met controlepercentages, waarbij een planologische verslechtering met de kwalificatie ‘enigszins nadelig’ met een waardevermindering in de categorie 1 tot 5 procent correspondeert en een planologische verslechtering met de kwalificatie ‘zwaar’ met een waardevermindering in de categorie 5 tot 10 procent. Volgens Thorbecke ligt de kwalificatie ‘betrekkelijk zwaar’ op het grensvlak tussen de kwalificatie ‘enigszins nadelig’ en de kwalificatie ‘zwaar’ en betekent het begrip ‘grensvlak’ niet dat de schade louter en alleen 5 procent is. De reikwijdte van ‘betrekkelijk zwaar’ is hierdoor ruimer, waardoor de waardevermindering van 4 procent als ‘betrekkelijk zwaar’ is te kwalificeren, aldus Thorbecke.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft Thorbecke niet inzichtelijk gemaakt dat een waardevermindering van 4 procent in verhouding staat tot het geconstateerde nadeel. Dat de planologische verslechtering als ‘betrekkelijk zwaar’ is omschreven, duidt erop dat de waardevermindering zich in (de onderkant van) de schadecategorie ‘zwaar’ bevindt, zodat de schade niet minder dan 5 procent kan zijn.
ABRS 14-03/18 inzake Montfoort (ECLI:NL:RVS:2018:821).
Noot: onder de genoemde uitspraak ABRS 28-08/13 inzake Raalte (ECLI:NL:RVS:2013:916) schreef Hoogstate destijds als noot: Hoogstate is er voorstander van om percentages niet als zelfstandige taxatie-factoren te hanteren. Conform de systematiek van art. 41 Onteigeningswet heeft het de voorkeur om de waarde “voor de planologische mutatie” te vergelijking met de “waarde na die mutatie” en het verschil is dan de waardevermindering.