Uit het advies van Tog volgt dat zij de schade heeft getaxeerd op € 15.000,00, hetgeen neerkomt op een waardevermindering van 3,1%. Tog heeft in haar advies toegelicht dat zij bij deze taxatie gebruik heeft gemaakt van een schadecategorie-indeling met controlepercentages, waarbij een waardedaling van 1-3% correspondeert met de categorie “lichte schade” en een waardedaling van 4-7% met de categorie “middelzware schade”. De schade dient te worden aangemerkt als “lichte tot middelzware schade” en deze categorie-indeling doet recht aan het geconstateerde planologische nadeel. De geconstateerde waardevermindering staat in verhouding tot dit nadeel, aldus het advies van Tog.
Zoals hiervoor in 4.2 is overwogen, heeft Tog geconcludeerd dat door de toename van de bebouwingsmogelijkheden het uitzicht vanuit de woning en tuin van [appellant] in verdergaande mate nadelig wordt beïnvloed, dat de privacy van [appellant] is aangetast, dat het (zon)licht in beperkte mate is verminderd en dat de overlast in beperkte mate is toegenomen. Gelet daarop, alsmede gelet op de nadere toelichting ter zitting door [appellant] over de gevolgen van de toename van de bouwmassa, en gelet op de door Tog gehanteerde categorie-indeling met controlepercentages, behoeft de conclusie van Tog, dat de indeling in de schadecategorie “lichte schade” tot “middelzware schade” recht doet aan het geconstateerde nadeel en dat de waardevermindering van 3,1% in verhouding staat tot het planologische nadeel, een nadere toelichting.
Gelet op het voorgaande mocht het college de taxatie van Tog, vervat in het advies van Tog, niet of niet zonder meer aan de besluitvorming ten grondslag leggen. De conclusie is dat het besluit op bezwaar in zoverre in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
ABRS 24-08/16 inzake Boxtel (ECLI:NL:RVS:2016:2292).
Noot: Als de taxatie via een percentage wordt gedaan, dan moet het uiteraard wel consistent gebeuren. Zie ook ABRS 28-08/13 inzake Raalte RVS:2013:916. Anders dan [appellant] betoogt, is op zichzelf niet relevant dat de schadecommissie en de taxateur van de StAB de planschade hebben bepaald op een bedrag lager dan twee procent van de waarde van het perceel. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie uitspraak van 29 augustus 2007 in zaak nr. 200701960/1; www.raadvanstate.nl) vloeit de waardevermindering voort uit de getaxeerde waarden voor en na de peildatum. Het vermelden van een percentage dient louter als controle.
Hoogstate is er voorstander van om percentages niet als zelfstandige taxatie-factoren te hanteren. Conform de systematiek van art. 41 Onteigeningswet heeft het de voorkeur om de waarde “voor de planologische mutatie” te vergelijking met de “waarde na die mutatie” en het verschil is dan de waardevermindering.
Noot 2: zie ABRS 24-08/16 inzake Heerlen/Voerendaal (ECLI:NL:RVS:2016:2315) met
een door Van Zundert gemaakt onderscheid tussen lichte schade met een waardevermindering van een object van 1 tot 3 procent, middelmatige schade met een waardevermindering van een object van 4 tot 6 procent en ernstige schade met een waardevermindering van een object van 7 of 8 procent en meer, waarbij een schade van 10 procent of meer weinig voorkomt.